Hoe Zijn Veren Geëvolueerd?





Om iets te snappen van de evolutie van moderne vogelveren moeten we naar het verre verleden, naar de tijd van de dinosauriërs. We vinden al resten van veren op dinosaurusfossielen en typische dinosauruseigenschappen zoals het vorkbeen bij een vogel. Carl Zimmer verkent de stadia van de evolutie en zelfs hoe de functie van veren in de loop van miljoenen jaren veranderde.


Bekijk hier de volledige les

Een veer is één van de opmerkelijkste dierenvoortbrengsels ooit. Veren zijn prachtig in hun complexiteit, delicaat in hun constructie, en toch sterk genoeg om een vogel kilometers in de lucht te houden.

Zoals alles in de natuur, ontwikkelden veren zich ook miljoenen jaren lang tot hun moderne vorm. Het is moeilijk voor te stellen hoe dat kon gebeuren. Want hoe zagen de tussenvormen er dan uit? Wat heb je aan een halve vleugel, versierd met halfbakken veren?

Dankzij de wetenschap weten we nu dat vogels levende dinosaurussen zijn. Je ziet de verwantschap in hun skeletten. Sommige anatomische details zie je alleen bij dinosaurussen en vogels. Het vorkbeen bijvoorbeeld. Eind jaren '90 vonden paleontologen overtuigende bewijzen: dinosaurussen met verenrestjes op hun lichaam. Sindsdien hebben wetenschappers tientallen dinosaurussoorten gevonden met resten van veren. Sommige waren zo klein als duiven en andere zo groot als een autobus.

Als je naar hun stamboom kijkt, dan lijkt evolutie van veren ineens best mogelijk. De verste gevederde verwanten van vogels hadden rechte, draadvormige veren. Die draden splitsten zich op in eenvoudige vertakkingen. Bij veel dinosaurusgeslachten evolueerden deze eenvoudige veren tot complexere, waaronder diegene die we tegenwoordig bij vogels zien. Tegelijkertijd verspreidden de veren zich over hun hele lichaam: verspreide toefjes dons veranderden in een dicht verenkleed, zelfs tot op hun poten.

Een paar fossielen bevatten zelfs nog wat moleculen kleurstof. Daaruit blijkt een prachtig kleurenscala: een glanzend, donker verenkleed, zoals dat van kraaien, afwisselend zwarte en witte banen of helderrode vlekken. Sommige dinosaurussen hadden hoge kammen op hun kop, en andere hadden lange, opvallende staartveren.

Geen van deze dinosaurussen gebruikten hun veren om te vliegen - hun armen waren te kort en de rest van hun lichaam was veel te zwaar. Maar vogels hebben niet alleen veren om te vliegen. Een houtsnip gebruikt veren om niet op te vallen tussen de takken. Een struisvogel spreidt haar vleugels boven haar nest om haar jongen schaduw te geven. Een pauw toont zijn prachtige staartveren om pauwhennen aan te trekken.

Dinosaurus-veren hadden misschien dezelfde rollen. Hoe gevederde dinosaurussen zijn gaan vliegen, is nog steeds een beetje een mysterie. Maar als een gevederd dinosaurusje fladderend een helling opliep, dan stuwden zijn veren hem extra omhoog, zodat hij sneller vooruit kwam.

Dit natuurkundige toeval kan hebben geleid tot de evolutie van langere dinosaurusarmen, waarmee ze nog harder konden lopen en zelfs stukken door de lucht konden springen. Uiteindelijk werden hun armen vleugels. Toen pas, misschien 50 miljoen jaar nadat draadvormige veren verschenen, verhieven veren die dinosaurussen de lucht in.

Bron: TED.com
Reactie plaatsen