Ruby Wax: "Wat Is Er Zo Grappig Aan Psychische Aandoeningen?"





Lichamelijke ziektes wekken sympathie op, zegt comédienne Ruby Wax – behalve ziektes van het brein. Hoe komt dat? Met verbluffende energie en humor vraagt Wax, die 10 jaar geleden een klinische depressie had, ons dringend om een einde te maken aan het stigma dat aan psychische aandoeningen kleeft.


"Eén op vier mensen lijden aan een of andere geestesziekte. Eén, twee, drie, vier, u bent 'm, mijnheer. U. Jazeker. (Gelach) Met die rare tanden. En u daarnaast. (Gelach) U weet wie u bent. Die hele rij is niet goed snik. (Gelach) Dat gaat fout. Hallo. Echt fout. Niet naar me kijken. (Gelach)

Ik ben één van de één op vier. Bedankt. Volgens mij heb ik het van mijn moeder, die op handen en voeten door het huis kroop. Ze had twee sponzen in haar hand, en twee aan haar knieën vastgemaakt. Mijn moeder zoog alles op. (Gelach) Ze kroop achter me aan en zei: "Wie komt er met vuile voeten een gebouw binnen?!" Ik kreeg door dat er iets niet pluis was. Voor ik begin, bedank ik graag de makers van Lamotrigine, Sertraline en Reboxetine, want zonder die chemische stofjes zou ik vandaag niet rechtop staan.

Hoe begon het? Mijn geestesziekte -- daar ga ik het niet eens over hebben. Waarover ga ik het hebben? Ik droomde altijd dat mijn finale depressie te wijten zou zijn aan een diepe Kafkaiaanse existentialistische openbaring, of dat Cate Blanchett mij zou spelen en er een Oscar voor zou winnen. (Gelach) Maar het draaide anders uit. Ik stortte in tijdens de sportdag van mijn dochter. De ouders zaten op een parkeerplaats te picknicken vanuit hun auto -- alleen Engelsen -- en worstjes te eten. Worstjes. Waren ze dol op.

(Gelach)

Lord en Lady Rigor Mortis zaten te knabbelen op de tarmac toen het schot afging en de meisjes begonnen te rennen, en alle mama's riepen: "Rennen, Chlamydia!" (Gelach) "Snel als de wind, Veruca!" En de meisjes maar rennen, en rennen, allemaal, behalve mijn dochter: die stond gewoon aan de startlijn te wuiven, omdat ze niet wist dat ze moest rennen. Ik hield dus een maand het bed, en toen ik wakker werd, was ik opgenomen. Toen ik de andere patiënten zag, besefte ik dat ik mijn volk gevonden had, mijn stam. (Gelach) Ze werden mijn enige vrienden. Weinigen van mijn kennissen -- Ik kreeg niet zoveel kaartjes of bloemen. Had ik mijn been gebroken of een kind gekregen, dan was ik eronder bedolven geweest, maar ik kreeg alleen een paar telefoontjes dat ik moest opkikkeren. Opkikkeren. Dat ik daar niet zelf op was gekomen. (Gelach) (Gelach) (Applaus)

Want één ding dat je er gratis bijkrijgt, bij deze ziekte -- het is een pakketje -- is een gevoel van schaamte. Je vrienden zeggen: "Toon me de knobbel, de röntgenfoto's!" Maar er is niets te zien. Je haat jezelf en je denkt: "Ik krijg geen bommentapijt over me heen. Ik woon niet in een township." Je begint scheldende stemmetjes te horen, niet één, maar wel duizend, honderdduizend, alsof de duivel Tourette had, zo klinkt dat. Maar wij hier weten allemaal dat de duivel niet bestaat. Er zijn geen stemmen in je hoofd. Je weet dat door die scheldstemmetjes al die kleine neurons verzamelen blazen, en in die afgrond krijg je toxische chemie: "Ik wil zelfmoord plegen!" Als je dat telkens opnieuw hoort, in een lus, dan heb je wellicht een depressie. En dat is zelfs nog niet de top van de ijsberg. Als je een klein baby'tje verbaal geweld aandoet, sturen zijn hersenen chemicaliën uit die zo destructief zijn dat het deeltje van zijn brein dat goed van kwaad onderscheidt, niet groeit. Zo krijg je een zelfgekweekte psychoticus. Als een soldaat zijn vriend ziet ontploffen, is zijn brein zo gealarmeerd dat hij de ervaring niet kan verwoorden. Dus voelt hij de gruwel steeds opnieuw.

Mijn vraag is dus: hoe komt het dat mentale schade altijd een kwestie is van levendige verbeelding? Waarom krijg je bij ziekte van elk ander orgaan sympathie, behalve bij het brein?

Ik wil wat meer vertellen over het brein, want bij TED houden jullie daarvan, dus graag nog een minuutje. Er is goed nieuws. Ten eerste moet ik zeggen: we hebben al een hele weg afgelegd. We zijn begonnen als piepkleine eencellige amoebe, gewoon op een rots geplakt, en voilà, hier is het brein. Daar gaan we. (Gelach) Dit kleintje heeft heel wat paardenkracht. Hij is volledig bewust. Hij heeft eersteklas kwabben. Met de achterhoofdskwab zien we de wereld. Met de slaapkwab horen we de wereld. Hier hebben we wat langetermijngeheugen. Die nacht die je wil vergeten, toen je ladderzat was? Bye-bye! Weg!

(Gelach)

Het is gevuld met 100 miljard neuronen die over-en-weer-zoeven en informatie elektrisch doorsturen. Zoef, zoef. Dit is een zijaanzicht. Ik weet niet of je dat hier ziet. (Gelach) Ze zoeven en dus -- (Gelach) -- Ik weet het, ik heb het zelf getekend. Hartelijk dank. Voor elk neuron op zich kan je tussen 10.000 en 100.000 verschillende connecties hebben, of dendrieten, of hoe je ze ook wil noemen. Telkens als je iets leert of ervaart, groeit dat bos van informatie. Kan je je voorstellen dat elke mens die uitrusting heeft, zelfs Paris Hilton? (Gelach) Kun je nagaan.

Maar ik heb ook wat slecht nieuws voor jullie. Dit is niet voor die één op vier, maar voor alle vier. We zijn niet uitgerust voor de 21e eeuw. De evolutie heeft ons hier niet op voorbereid. We hebben de bandbreedte niet. De mensen die zeggen dat ze een leuke dag hebben, die zijn nog gekker dan wij. Want er zijn wel wat haken en ogen aan de evolutie. Ik leg het even uit. Toen we een oermens waren -- (Gelach) -- miljoenen jaren geleden, en we ons plots bedreigd voelden door een roofdier -- (Gelach) -- Dankuwel. Zelf getekend. (Gelach) Veel dank. (Gelach) Toen lieten we ons vollopen met onze eigen adrenaline en cortisol, en dan doodden we of werden we gedood, aten we of werden we gegeten, en dan ontlaadden we en deden we weer normaal.

Het probleem met de moderne mens is -- (Gelach -- als we in gevaar zijn, laden we ons nog steeds vol met onze chemicaliën, maar omdat we geen agenten kunnen doden -- (Gelach) -- of immobiliënagenten kunnen opeten, blijft de brandstof in ons lichaam, de hele tijd. Het alarm staat permanent op rood.

Er is nog iets gebeurd. 150.000 jaar geleden, toen de taal in beeld kwam, begonnen we die constante nood te verwoorden, niet alleen "Help, daar is een sabeltandtijger!" maar plots "Help! Ik heb de mail niet verstuurd! Help! Ik heb dikke billen! Help! Iedereen ziet dat ik dom ben! Ik ben niet gevraagd voor het kerstfeest!" Je hoort doorlopend datzelfde liedje, altijd weer, je wordt er gek van.

Zie je het probleem? Wat eerst voor je veiligheid zorgde, maakt je nu gek. Het spijt me dat ik een nare tijding breng, maar iemand moet het doen: je huisdieren zijn gelukkiger dan jij. (Gelach) (Applaus) Poesje mauw, lekker gelukkig, mensen zijn de klos. (Gelach) Helemaal en volledig -- de klos.

Mijn punt is: als we hier niet over praten en niet met ons leven leren omgaan, dan zal het niet één op vier zijn. Het wordt vier op vier die helemaal ziek worden in de bovenkamer. Nu we er toch zijn, kunnen we stoppen met stigmatiseren? Dankuwel. (Applaus) (Applaus) Dankuwel."

 

Bron: TED.com
Reactie plaatsen