Elektroconvulsietherapie (ECT) Als Geneesmiddel Tegen Zware Levensbedreigende Depressie





Chirurg en schrijver Sherwin Nuland bespreekt de ontwikkeling van elektroshocktherapie ofwel elektroconvulsietherpaie (ECT) als geneeswijze voor zware, levensbedreigende depressie, inclusief die van hemzelf. Het is een ontroerende, hartverwarmende talk over verlichting, bevrijding en tweede kansen.


"Ik had eigenlijk, net zoals de eerste keer, voor een luchtig thema willen kiezen. De vorige keer sprak ik over dood en sterven. Ditmaal ga ik praten over psychische ziekte. Maar het moet over techniek gaan, dus zal ik het hebben over elektroshocktherapie. (Gelach)

Ooit begon het de mens op te vallen dat sommige medemensen - collega's - anders of vreemd waren. Ze waren soms zwaar depressief of leden aan wat we nu schizofrenie noemen. Hij was ervan overtuigd, dat dit kwam doordat boze geesten het lichaam in bezit namen. Daarom bestond vroeger de behandeling uit het op allerlei manieren uitdrijven van de boze geesten. Zoals je weet gebeurt dit nog steeds.

Maar de hulp van priesters was niet voldoende. Toen de geneeskunde - rond 450 v. Chr. - meer wetenschap werd door jongens als Hippocrates, ging men op zoek naar kruidenplanten, die de boze geesten er letterlijk uitschudden. Men vond bepaalde planten die schokken konden veroorzaken. De herbaria, de botanische boeken tot aan de late middeleeuwen, de renaissance, staan vol met recepten hoe je schokken veroorzaakt, om de boze geesten eruit te schudden.

Tenslotte was er in de zestiende eeuw, de arts Theophrastus Bombastus Aureolus von Hohenheim, voor sommigen beter bekend als Paracelsus, (gelach) ... die goede oude Paracelsus. Hij ontdekte dat hij de hevigheid van de schokken kon voorspellen, door een afgemeten hoeveelheid kamfer te gebruiken. Denk je eens in dat je, als je depressief bent, een mottenbal uit de kast haalt om op te kauwen... Het is beter dan Prozac, maar ik zou het niet aanraden.

In de zeventiende en achttiende eeuw blijft men dus zoeken naar andere werkzame medicijnen dan kamfer. Dan verschijnt Benjamin Franklin, die zichzelf bijna een schok toedient met een stroomstoot uit de staart van zijn vlieger. Zo begint men te denken aan elektriciteit om schokken te veroorzaken.

Dan gaan we versneld door naar 1932, naar 3 Italiaanse psychiaters, die veelvuldig depressies behandelden. Zij begonnen te merken, dat bij de epileptici onder hun patiënten vaak een verlichting van de depressie optrad na een reeks opeenvolgende epileptische toevallen. Niet alleen werd die minder, soms verdween ze voorgoed. Dus verdiepten ze zich in het veroorzaken van schokken, beheersbare schokken.

Ze dachten: we sluiten gewoon iemand aan op het stopcontact. Daarvan gaat je haar rechtop staan en je gaat er van schudden. Ze probeerden het bij varkens en die overleefden het. Toen gingen ze naar de politie en zeiden: 'We weten dat er in Rome bij het station allerlei stakkers rondhangen, die in zichzelf lopen te mompelen. Kunnen jullie ons er eentje brengen? Iemand die, op zijn Italiaans gezegd, 'cagoots' is.' Ze vonden zo'n 'cagoots'-gast, een 39-jarige man, hopeloos schizofreen, van wie bekend was, dat hij zichzelf al maandenlang met ontlasting bevuilde en geen begrijpelijk woord sprak. Ze brachten hem naar het ziekenhuis. Na 2 of 3 weken observatie werd hij door de 3 psychiaters op een tafel gelegd. Ze sloten een zwakke stroomdraad aan op zijn slapen en dachten: we proberen tweetiende seconde, 55 volt. Dat zal hem niet zo veel kwaad doen. Aldus gedaan.

Het volgende heb ik uit de eerste hand, van een waarnemer die me dit ongeveer 35 jaar geleden vertelde. Ik dacht toen over deze dingen na in verband met een onderzoek dat ik deed. Hij zei: "Deze kerel" - let wel, hij kreeg niet eens narcose - "ging na die geweldige 'grand mal'-schokbehandeling rechtop zitten, keek die drie kerels aan en zei: 'Wat flikken jullie me nou, stelletje klootzakken?' " (Gelach) Kon ik dat maar in het Italiaans zeggen.

Ze waren opgetogen, want tijdens de weken van observatie had hij geen verstandig woord gesproken. Dus sloten ze hem weer aan en deze keer kreeg hij een halve seconde 110 volt. Tot hun verbazing begon hij na afloop te spreken alsof hij volkomen in orde was. Hij kreeg een kleine terugval, werd daarvoor behandeld en was in feite genezen. Maar natuurlijk was hij schizofreen, dus keerde de ziekte binnen een paar maanden terug.

Maar ze schreven er een artikel over en iedereen in de westerse wereld begon elektriciteit te gebruiken voor schokbehandeling bij schizofrenen of zwaar depressieven. Het werkte niet zo goed bij schizofrenen, maar het was in de jaren 1930 tot midden 1940 vrij duidelijk dat elektroshocktherapie zeer effectief was bij de behandeling van depressie.

Er waren in die tijd natuurlijk geen antidepressiva en het werd buitengewoon populair. Mensen werden verdoofd voor de shockbehandeling, maar het probleem was, dat men de spieren niet lam kon leggen. Mensen kregen een echte 'grand mal'-aanval. Ze braken botten. Vooral bij kwetsbare ouderen kon het niet worden toegepast. In de late jaren 1950 ontwikkelden farmacologen de zogenaamde spierverslappers. Nu kon je een volledige elektro-encephalografische schok opwekken - waarneembaar in de hersengolven - zonder schokeffect op het lichaam, behalve wat teentrekken. Het werd wederom bijzonder populair en heel bruikbaar.

Midden jaren 1960 kwamen de eerste antidepressiva op de markt. Tofranil was de eerste. In de late jaren 1970, begin jaren 1980, kwamen er andere, die zeer effectief waren. Patiënten-belangengroepen leken zeer ontsteld over de dingen die zij zagen gebeuren. Het hele begrip elektroshocktherapie verdween, maar is in de laatste 10 jaar weer opgeleefd. De reden daarvoor is dat waarschijnlijk ongeveer 10% van de mensen met zware depressie op geen enkele behandeling reageren.

Waarom vertel ik jullie dit verhaal op deze bijeenkomst? Ik vertel jullie dit, omdat Richard me opbelde om me te vragen of ik, net als alle andere sprekers, wilde spreken over iets dat nieuw zou zijn voor dit publiek. Iets dat nog nooit besproken of beschreven was. Sindsdien heb ik me op dit moment voorbereid. De echte reden is, dat mijn leven bijna 30 jaar geleden gered is door 2 lange elektroshocktherapie-kuren. Laat me jullie het verhaal vertellen.

In de jaren 1960 bevond ik me in een slecht huwelijk, hoewel dat misschien het understatement van het jaar is. Het was verschrikkelijk. De gescheiden mensen onder jullie weten hoe je dan te maken krijgt met vijandigheid, woede, enzovoort. Ik heb een heel moeilijke jeugd en een heel moeilijke puberteit gehad. Het had te maken met bijna-armoede, met opgroeien in een familie waar niemand Engels sprak - niemand kon Engels lezen of schrijven - met dood en ziekte en een hoop andere dingen. Ik was nogal vatbaar voor depressie.

Het ging alsmaar slechter en we begonnen elkaar te haten. In een paar jaar tijd werd ik geleidelijk depressief, terwijl ik dit huwelijk, dat gedoemd was te mislukken, probeerde te redden. Op het laatst deed ik geen grote operaties meer voor 12 of 1 uur in de namiddag, omdat ik voor elven mijn bed niet uit kon komen. Iedereen hier die depressief is geweest weet hoe dat is. Ik kon nog niet eens onder mijn dekens uitkomen.

Je werkt in een universiteitsziekenhuis waar iedereen elkaar kent. Mijn collega's hadden het door, dus kreeg ik steeds minder verwijzingen. Tegelijkertijd breidde de depressie zich steeds meer uit. Totdat ik dacht: mijn God, ik kan niet meer werken. In feite maakte het niets uit, want ik had toch geen patiënten meer.

Op advies van mijn arts liet ik mij opnemen op de afdeling Acute Psychiatrische Hulp van ons universiteitsziekenhuis. Mijn collega's daar, die mij sinds onze studietijd kenden, zeiden: 'Maak je geen zorgen, Shep. Over 6 weken sta jij weer te opereren. Alles komt goed.' Weten jullie wat 'bovine stercus' is? Dat bleek een hele hoop 'bovine stercus' (bullshit) te zijn. Sommige mensen kregen daar een vast contract met zulke leugens. (Gelach) Ik was dus een van hun mislukkingen.

Maar zo eenvoudig was het niet. Want tegen de tijd dat ik van die afdeling kwam, was ik tot weinig meer in staat. Ik kon amper anderhalve meter voor me uit kijken. Ik liep sloffend, met gebogen rug. Ik ging zelden in bad, schoor mezelf soms niet - vreselijk. Het was duidelijk - niet voor mij, want in die tijd was niets meer duidelijk voor mij - dat ik langdurig moest worden opgenomen in zo'n afschuwelijk psychiatrisch ziekenhuis. In de lente van 1973 werd ik opgenomen in het Institute of Living, dat toen Hartford Retreat heette. Het was in de 18-de eeuw gesticht. Het grootste pychiatrische ziekenhuis in Connecticut, buiten de reusachtige openbare ziekenhuizen die toen nog bestonden.

Ze probeerden alles wat ze konden. De gebruikelijke psychotherapie, ieder medicijn dat toen beschikbaar was. Ze hadden Tofranil, Mellaril en weet-ik-veel wat. Er gebeurde niets, ik hield er alleen geelzucht aan over. Omdat ik bekend was in Connecticut, werd uiteindelijk besloten om een stafvergadering te beleggen. Wat de directie daar met elkaar besprak, hoorde ik later pas.

Ze staken de koppen bij elkaar en concludeerden dat er niets meer gedaan kon worden voor die chirurg, die de wereld de rug had toegekeerd. Die tegen die tijd zo overspoeld werd, niet alleen door depressie en gevoelens van waardeloosheid en ontoereikendheid, maar ook door obsessieve gedachten, obsessieve gedachten over toevalligheden. Elke keer als ik bepaalde getallen zag, bracht me dat vreselijk van streek. Allerlei rituele observaties, afschuwelijke dingen. Als kind moest je toch je voet op iedere streep zetten? Ik was een volwassen man met allemaal van dat soort rituelen. In mijn hoofd bonsde het, er zat daar een wilde angst. Jullie kennen dat schilderij van Edvard Munch, De Schreeuw. Ieder ogenblik was een schreeuw. Het was ondragelijk. Er was volgens hen geen therapie, geen behandeling voor. Maar er was één behandeling waarmee begin jaren 1940 geëxperimenteerd werd in het Hartford Ziekenhuis. Je raadt het al... prefrontale lobotomie. Men besloot - nogmaals, ik wist dit niet, ik kwam er later pas achter - dat het enige wat ze nog konden doen voor deze man van 43, een prefrontale lobotomie was.

Zoals overal in de ziekenhuizen, kreeg ik een interne arts toegewezen. Hij was 27 jaar en hij bezocht me 2 of 3 keer per week. Ik zat daar natuurlijk al zo'n 3 of 4 maanden. Hij vroeg een gesprek aan met de directie. Ze gingen daarmee akkoord, want men had daar een hoge dunk van hem. Ze zagen een buitengewone toekomst voor hem.

Hij zette zijn hakken in het zand en zei: 'Nee. Ik ken deze man beter dan jullie. Ik heb hem talloze malen bezocht. Jullie zagen hem maar af en toe en kennen hem uit zijn dossiers. Ik ben ervan overtuigd dat het hier gaat om zuivere depressie. Daar komen alle obsessieve gedachten uit voort. Jullie weten toch wat er gebeurt bij een prefrontale lobotomie. Op een schaal van 'vrij erg' tot 'meer dan verschrikkelijk' zal alles aan de orde komen. Als hij zijn uiterste best doet, zal hij van de obsessies af zijn en waarschijnlijk ook van de depressie, maar hij zal emotioneel afgestompt zijn. Hij zal nooit meer kunnen opereren, nooit meer de liefhebbende vader zijn die hij was voor zijn 2 kinderen. Zijn leven zal veranderd zijn. Normaal gesproken zal hij net zo eindigen als in 'One Flew over the Cuckoo's Nest'. Jullie weten wat dat betekent... verdoofd voor de rest van zijn leven.'

Hij zei: 'Kunnen we geen kuur met elektroshocktherapie proberen?' Weet je waarom ze ermee instemden? Om hem tevreden te stellen. Ze dachten: 'We geven gewoon een kuur van 10 schokken. Dan verliezen we maar wat tijd. Niet erg... het maakt toch niets uit.' Dus gaven ze de kuur van 10 schokken. Voor de eerste schok - à propos, de gebruikelijke kuur was en is nog steeds 6 tot 8 schokken - werd ik aangesloten op de elektroden, kreeg narcose en een spierverslapper. Bij 6...geen effect. bij 7...geen effect, bij 8...geen effect. Bij 9 merkte ik - dat ik iets kon opmerken, was al geweldig - een verandering. Bij 10 merkte ik een echte verandering.

Na overleg ging men akkoord met nog een serie van 10. Nogmaals, niemand van hen - het waren er denk ik 7 of 8 - dacht dat het iets uit zou halen. Volgens hen was het tijdelijk. Maar, ziedaar... bij 16, bij 17 ging ik mij zichtbaar anders voelen. Bij 18 en 19 sliep ik de hele nacht door. Bij 20 had ik werkelijk het gevoel dat ik dit te boven zou komen. Dat ik nu sterk genoeg was om op wilskracht de obsessieve gedachten weg te blazen. Ik kon de depressie wegblazen.

Ik zal nooit vergeten hoe ik in de keuken van de afdeling stond. Het was op een zondagmorgen in januari 1974. Ik stond daar in mijn eentje en dacht: nu heb ik de kracht om dit te doen. Het was alsof die strakke rol draden in mijn hoofd was losgemaakt. Ik kon helder denken: ik heb een formule nodig, iets om tegen mezelf te zeggen als ik last krijg van obsessieve gedachten. De Gilbert en Sullivanfans onder jullie zullen zich 'Ruddigore' herinneren met Mad Margaret. Je weet dat ze getrouwd was met ene Sir Despard Murgatroyd. Ongeveer om de 5 minuten draaide ze door. Hij zei: 'We bedenken een woord om je er weer bij te krijgen. Dat woord, mijn liefste, zal 'Basingstoke' zijn.' Telkens als ze een beetje gek werd, zei hij: 'Basingstoke!' en dan zei zij: 'Basingstoke, dat is het.' Waarna het weer een tijdje goed ging.

Omdat ik uit de Bronx kom, is 'Basingstoke' niets voor mij. Maar ik had iets beters. Het was heel eenvoudig. Het was: 'Ach, fuck it!' (Gelach) Veel beter dan 'Basingstoke'. In ieder geval voor mij. En...mijn God, het werkte. Als de obsessieve gedachten weer opkwamen - toch weer, na 20 schokbehandelingen - zei ik: 'Ach, fuck it.' Het ging steeds beter en binnen 3 of 4 maanden werd ik uit dat ziekenhuis ontslagen en sloot me aan bij een groep chirurgen, waarmee ik samenwerkte binnen de gemeenschap. Niet in New Haven, maar dicht in de buurt. Ik bleef daar 3 jaar. Na 3 jaar ging ik terug naar New Haven. Tegen die tijd was ik opnieuw getrouwd. Mijn vrouw is er trouwens bij om me hier doorheen te helpen. Mijn kinderen kwamen weer bij ons wonen. We kregen daarna nog 2 kinderen. Ik pakte mijn carrière weer op. Ze liep beter dan ooit tevoren. Ik ging terug naar de universiteit en begon met het schrijven van boeken. Ik heb een prachtig leven gehad. Nogmaals, het is bijna 30 jaar geleden. Ik ben 6 jaar geleden gestopt met opereren en fulltime schrijver geworden, zoals velen weten. Maar het was heel opwindend en fijn.

Van tijd tot tijd moet ik: 'Ach, fuck it' zeggen. Zo nu en dan raak ik nog wat depressief en obsessief. Ik ben er niet helemaal vanaf. Maar het is altijd te verhelpen. Waarom spreek ik hier nu pas over, terwijl ik er altijd over gezwegen heb? Wie sommige van mijn boeken kent, weet dat een ervan over de dood en het sterven gaat, een over het menselijk lichaam en de menselijke geest en een over de mystieke gedachtestroom in ons hoofd. Allemaal hebben ze te maken met mijn persoonlijke ervaringen. Als je die boeken leest, zou je kunnen denken - ik heb daar duizenden brieven over gehad, van mensen die dat inderdaad denken - dat ik iemand ben die tegenspoed heeft overwonnen. Je zou dat kunnen opmaken uit de beschrijving van mijn jeugd. Dat ik iemand ben die de bittere vruchten van een bijna-desastreuze jeugd heeft geplukt. Die er niet alleen ongedeerd maar zelfs gesterkt uitkwam. Ik heb het helemaal voor elkaar. Ik kan mensen raad geven over dood en sterven. Ik heb verstand van mystiek en de menselijke geest.

Daar heb ik me altijd schuldig over gevoeld. Ik heb me altijd ergens een bedrieger gevoeld, omdat mijn lezers niet weten wat ik jullie net heb verteld. Sommige mensen in New Haven weten er natuurlijk van, maar het is niet algemeen bekend. Een van de redenen om hier vandaag over te spreken, is ronduit egoïstisch. Ik wil me van een last ontdoen en openbaar maken, dat al deze boeken niet geschreven zijn door een onbezorgde geest. Maar nog belangrijker is volgens mij het feit dat een aanzienlijk gedeelte van de mensen in dit publiek onder de 30 is. Er zijn er natuurlijk ook veel die de 30 al lang voorbij zijn. Voor degenen onder de 30 - wat jullie volgens mij bijna allemaal zijn: jullie staan op de drempel van een glanzende, opwindende carrière, of hebben die al. Er kan je van alles overkomen. Dingen veranderen. Je kunt een ongeluk krijgen, door een jeugdtrauma achtervolgd worden. Je kunt het spoor bijster raken. Ik hoop dat het niemand van jullie gebeurt, maar enkelen zullen er vermoedelijk niet aan ontkomen.

Degenen die het niet overkomt, zullen tegenslagen kennen. In de jaren 1970 had ik nauwelijks tot geen beschikking over mijn geestkracht. Er was geen kans op herstel volgens een groep ervaren psychiaters. Als ik hieruit een uitweg kon vinden, geloof me, dan kan iedereen het. Wat voor tegenspoed je ook ondervindt in het leven.

Voor de ouderen, die er misschien niet zó erg aan toe zijn geweest, maar toch moeilijke tijden hebben gekend, waarin ze misschien - net als ik - alles kwijtraakten en weer opnieuw begonnen, zullen sommige dingen herkenbaar zijn. Er is herstel. Er is redding en er is herrijzenis. Het thema van de herrijzenis komt in iedere maatschappijvorm voor. Het blijft niet bij fantaseren over de mogelijkheid van herrijzenis en herstel, maar het gebeurt echt. Het gebeurt zelfs vaak.

Misschien wel het populairste herrijzenisthema, buiten de specifiek religieuze, is dat over de Phoenix, het oude verhaal van de Phoenix, die elke 500 jaar uit zijn eigen as oprijst, om zijn leven verder te leven, een leven dat mooier is dan daarvoor. Richard, heel hartelijk dank."

 

Bron: TED.com
Reactie plaatsen