Je Woorden Kunnen Je Geestelijke Gezondheid Voorspellen





Kan de manier waarop je praat en schrijft je toekomstige geestelijke toestand voorspellen, tot een beginnende psychose aan toe? In deze fascinerende TED-talk reflecteert neurowetenschapper Mariano Sigman op het historische Griekenland en het ontstaan van introspectie. Hiermee onderzoekt hij hoe onze woorden onze innerlijke levens duiden en hij legt uit hoe een algoritme kan voorspellen of iemand schizofrenie ontwikkelt. "In de toekomst zullen we misschien een heel andere opvatting van geestelijke gezondheid hebben," zegt Sigman, "gebaseerd op objectieve, kwantitatieve en geautomatiseerde analyses van de woorden die we schrijven en uitspreken."


"Door onze historische archieven weten we hoe de Oude Grieken zich kleedden, hoe ze leefden, hoe ze vochten... maar hoe dachten ze?

Een diepgeworteld idee is dat de diepste aspecten van de menselijke geest -- onze vermogen tot verbeelding, ons bewust te zijn, te dromen -- altijd hetzelfde zijn geweest. Het zou ook kunnen dat de sociale ontwikkelingen die onze cultuur hebben vormgegeven ook de cognitieve pilaren van het menselijk denken hebben veranderd.

We denken hier waarschijnlijk allemaal anders over. Het is eigenlijk een doorlopend filosofisch debat. Maar kan wetenschap deze vraag eigenlijk wel beantwoorden?

Ik zou willen voorstellen dat we op dezelfde manier waarop we Oud-Griekse steden kunnen reconstrueren op basis van slecht enkele stenen, we de geschriften van een cultuur kunnen zien als archeologische bestanden, de fossielen van menselijke gedachten.

En eigenlijk, toen hij een soort psychologische analyse uitvoerde op enkele van de oudste boeken uit de menselijke geschiedenis, kwam Julian Jaynes in de jaren 70 met een wilde en radicale hypothese: slechts 3.000 jaar geleden leek het gedrag van de mensen sterk op wat wij nu schizofrenie noemen. Hij kwam tot deze bewering doordat dat de mensen die in die boeken werden beschreven zich voortdurend gedroegen, in verschillende tradities en overal ter wereld, alsof ze stemmen hoorden en gehoorzaamden waarvan zij dachten dat ze van de goden kwamen, of van hun muzes... wat we nu als hallucinaties bestempelen. En pas naarmate de jaren verstreken, begonnen ze in te zien dat zij zelf de scheppers waren, de eigenaren van deze innerlijke stemmen. Met dit inzicht kwam introspectie: de mogelijkheid om te denken over hun eigen gedachtes.

Jaynes' theorie is dus dat bewustzijn, tenminste zoals we dat nu opvatten, waarbij we denken dat wij de macht hebben over ons eigen bestaan, een vrij recente culturele ontwikkeling is. Deze theorie is vrij spectaculair, maar heeft een groot probleem: dat het op slechts enkele en specifieke voorbeelden is gebaseerd. De vraag is dus of de theorie, die stelt dat ons vermogen tot introspectie slechts 3000 jaar oud is, onderzocht kan worden op een kwantitatieve en objectieve manier.

En het probleem hiermee is natuurlijk overduidelijk. Het is niet alsof Plato op een dag wakker werd en schreef: "Hoi, ik ben Plato, en vanaf vandaag heb ik een volledig zelfbeschouwend bewustzijn."

(Gelach)

Dit toont ons de essentie van het probleem. We moeten de oorsprong vinden van iets wat nooit is uitgesproken. Het woord introspectie verschijnt geen enkele keer in de boeken die we willen analyseren.

Om dit op te lossen moeten we een ruimte van woorden bouwen. Dit is een gigantische ruimte waarin alle woorden opgeslagen worden, gerangschikt op een manier waarin de afstand tussen twee woorden een indicatie is van hun onderlinge relatie. Een voorbeeld: je wilt de woorden 'hond' en 'kat' vlakbij elkaar hebben, en de woorden 'grapefruit' en 'logaritme' moeten juist ver van elkaar af staan. En dit moet toegepast worden op alle woorden in die ruimte.

Er zijn verschillende manieren om een ruimte van woorden te maken. We kunnen het de experts vragen, zoals we dat doen met woordenboeken. Een andere mogelijkheid is de simpele veronderstelling volgen dat wanneer twee woorden gerelateerd zijn, ze in dezelfde zinnen zullen opduiken, in dezelfde paragrafen, in dezelfde documenten, vaker dan je op basis van puur toeval zou mogen verwachten. En deze simpele hypothese, deze simpele methode, en enkele trucjes met de computer, vanwege het feit dat dit een complexe en hoog-dimensionale ruimte is, blijkt erg effectief te zijn.

Om je een idee te geven hoe goed dit werkt: dit is het resultaat dat we krijgen voor enkele alledaagse woorden. Allereerst kun je zien dat de woorden automatisch worden gerangschikt in semantische gebieden. Je hebt fruitsoorten, lichaamsdelen, computeronderdelen, wetenschappelijke termen, enzovoorts.

Het algoritme snapt ook dat we concepten hiërarchisch rangschikken. Bijvoorbeeld, bij de wetenschappelijke termen is te zien hoe ze zich in twee categorieën splitsen: de astronomische en natuurkundige termen. Dan zijn er ook nog subtiele dingen. Het woord astronomie lijkt bijvoorbeeld op een erg rare plaats te staan, maar het is eigenlijk precies waar het moet zijn, tussen wat het is, een exacte wetenschap, en tussen wat het beschrijft, de astronomische termen.

Zo kan je hier nog wel even over doorgaan. Het is zelfs zo, dat als je hier een tijdje naar staart, je willekeurige routes vindt, en je zult zien dat het voelt alsof je met poëzie bezig bent. Dat komt doordat, op een bepaalde manier, wandelen in deze ruimte iets wegheeft van wandelen in de geest.

Als laatste identificeert het algoritme ook wat onze intuïties zijn, welke woorden in de buurt van introspectie geplaatst moeten worden. Bijvoorbeeld, woorden als 'zelf', 'schuld', 'reden', 'emotie', liggen erg dicht bij 'introspectie', maar andere woorden, zoals 'rood', 'voetbal', 'kaars', 'banaan', staan daar ver vanaf.

Zodra we deze ruimte gebouwd hebben, wordt de vraag over de geschiedenis van introspectie, of de geschiedenis van elk ander concept dat hiervoor abstract en wat vaag aandeed, concreet -- wordt toegankelijk voor kwantitatieve wetenschap.

Alles wat we hoeven te doen, is de boeken digitaliseren en de stroom aan woorden als een route te zien en in die ruimte te projecteren, en dan moeten we bekijken of deze route aanzienlijke tijd rondom het concept introspectie cirkelt.

En hiermee kunnen we de geschiedenis van introspectie analyseren in de traditie van de Oude Grieken, waarvan we over de best bewaarde geschriften beschikken. We hebben dus alle boeken genomen -- ze gewoon chronologisch georganiseerd -- alle woorden uit de boeken overgenomen en in de ruimte geprojecteerd. Dan bekijken we voor elk woord hoe dicht het bij introspectie staat en nemen het gemiddelde daarvan. Vervolgens vragen we ons af of, naarmate de jaren verstrijken, de boeken en teksten steeds dichter en dichter bij het concept van introspectie komen.

Dit is precies wat er gebeurt in de Oud-Griekse traditie. Zo is bijvoorbeeld in de oudste boeken uit de tijd van Homerus een kleine toename te zien in boeken die dichter tot introspectie komen. Maar zo'n vier eeuwen voor Christus begint dit snel op te lopen, bijna een vervijfvoudiging, van boeken die dichter en dichter en dichter naar het concept introspectie toe bewegen. En het interessante hiervan is dat we ons nu kunnen afvragen of dit ook geldt voor een andere, onafhankelijke traditie.

Dus voerden we dezelfde analyse uit op de Judas-Christelijke traditie en we kregen vrijwel hetzelfde patroon. Je ziet opnieuw een kleine toename in de oudste boeken in het Oude Testament, en dan neemt het vrij snel toe in de nieuwe boeken van het Nieuwe Testament. We bereikten de top rondom introspectie in 'De bekentenissen van St. Augustinus', ongeveer vier eeuwen na Christus. Dit was erg belangrijk, want Sint Augustinus is door wetenschappers, taalkundigen, geschiedkundigen, als een van de stichters van introspectie erkend. Sommigen zien hem zelfs als de vader van de moderne psychologie.

Ons algoritme, dat een kwantitatieve eigenschap heeft, objectief is, en extreem snel is -- het werkt in een fractie van een seconde -- is in staat enkele van de meest belangrijke conclusies te trekken van deze lange onderzoeksgeschiedenis. Dit is het mooie van wetenschap, want nu kan dit idee vertaald en aangepast worden voor een hoop nieuwe domeinen.

Op dezelfde manier waarop we de historie van het menselijk bewustzijn bevroegen, is de meest uitdagende vraag die we onszelf kunnen stellen misschien of dit ons iets over de toekomst van ons bewustzijn kan zeggen. Om precies te zijn, of de woorden die we vandaag zeggen ons iets kunnen vertellen over onze geestestoestand over een paar dagen, over een paar maanden, of over enkele jaren.

Net zoals velen van ons nu sensoren en meters dragen die ons hartritme meten, onze ademhaling, onze genen, in de hoop dat dit ons helpt ziektes te voorkomen, kunnen we ons afvragen of het bijhouden van de woorden die we uitspreken, tweeten, e-mailen, schrijven, ons iets kan vertellen over wat er eventueel mis kan gaan in onze geest. En met Guillermo Cecchi, die met mij dit avontuur aanging, stortte ik me op deze taak. We analyseerden audiogegevens, ingesproken door 34 jonge mensen die een hoog risico hadden om schizofrenie te ontwikkelen.

Op de eerste dag maten we spraak en we onderzochten of deze eigenschappen in een tijdsframe van bijna drie jaar, een toekomstige psychose konden voorspellen. Maar ondanks onze hoop faalden we steeds opnieuw. Er was gewoon niet genoeg informatie in de semantiek om de toekomstige organisatie van iemands brein te voorspellen. Het was goed genoeg om het verschil aan te duiden tussen schizofrenen en de controlegroep, net zoals we met de oude teksten hadden gedaan, maar niet om een toekomstige psychose op te sporen.

Toen realiseerden we ons dat wat er gezegd werd wellicht niet het belangrijkst was, maar wel hoe het gezegd werd. Om duidelijker te zijn, het gaat er niet om in welke semantische omgeving de woorden zich bevinden, maar hoe ver en snel zij van de ene semantische buurt naar de andere sprongen. Daarom kwamen we met een stelsel dat we semantische samenhang noemden, dat de vastberadenheid in iemands spraak in een bepaald semantisch onderwerp mat, binnen een bepaalde semantische categorie.

En hieruit bleek dat binnen deze groep van 34 mensen, het algoritme gebaseerd op semantische samenhang, met 100 procent nauwkeurigheid, kon voorspellen wie een psychose zou ontwikkelen. Dit is iets wat nog nooit bereikt was -- niet bij benadering -- in alle andere bestaande klinische onderzoeken.

Ik kan me nog levendig herinneren dat terwijl ik hieraan werkte, ik aan mijn computer zat en een aantal tweets zag van Polo -- Polo was mijn eerste student in Buenos Aires, die op dat moment in New York woonde. En er was iets met zijn tweets -- ik wist niet precies wat, want hij zei niets expliciets -- maar ik had een sterk gevoel, een sterke intuïtie, dat er iets mis was. Dus ik pakte de telefoon en belde Polo op, en hij voelde zich inderdaad niet goed. Dit simpele feit, dat door tussen de regels door te lezen ik via zijn woorden zijn gevoelens kon aanvoelen, bleek een simpele maar effectieve manier om te helpen.

Wat ik jullie vandaag vertel, is dat we steeds beter snappen hoe we deze intuïtie, die we allemaal hebben, die we allemaal delen, in een algoritme kunnen omzetten. Als we dat doen, krijgen we in de toekomst wellicht een ander idee van geestelijke gezondheid gebaseerd op objectieve, kwantitatieve en automatische analyses van de woorden die we schrijven of de woorden die we uitspreken.

Gracias."

(Applaus)

 

Bron: TED.com
Reactie plaatsen