Kunst Gemaakt Van Draad En Suiker





Vik Muniz maakt kunst van zo'n beetje alles, of het nou gescheurd papier, draad, wolken of diamanten zijn. Hij beschrijft de gedachtegang achter zijn werk en neemt ons mee op een tocht langs zijn magnifieke beelden.


"Mij werd gevraagd hier te komen praten over creatie. Ik heb maar 15 minuten en ik zie dat ze al aftellen. In 15 minuten kan ik alleen het conciërgehokje van schepping aanstippen, dat ik "creativiteit" noem. Creativiteit is hoe we het hoofd bieden aan schepping. Terwijl schepping soms wat ongrijpbaar lijkt, of zelfs zinloos, is creativiteit altijd zinvol. Deze foto bijvoorbeeld. Schepping is wat die hond in beeld bracht. Creativiteit doet ons die kip zien op zijn achterwerk.

Als je erover nadenkt, heeft creativiteit ook veel te maken met causaliteit. Als tiener was ik een schepper. Ik deed maar wat. Als volwassene begon ik te weten wie ik was, en probeerde ik die persona in stand te houden -- ik werd creatief. Pas toen ik een boek en een overzichtsexpositie deed, kon ik precies nagaan -- alsof de wildste dingen die ik gedaan had... alle drinken, alle feesten -- een rechte lijn vormden naar het punt waarop ik hier voor jullie sta. Het is waar, weet je... de reden waarom ik nu hier sta is dat ik in Brazilië geboren ben. Als ik in Monterey geboren was, zat ik nu waarschijnlijk in Brazilië.

Ik ben geboren in Brazilië en groeide op in de jaren 1970 in een klimaat van politieke ontreddering. Ik werd gedwongen te communiceren op een specifieke wijze -- een soort semiotische zwarte markt. Je kon niet echt zeggen wat je wilde zeggen; je moest daar manieren voor verzinnen. Je vertrouwde informatie niet zo zeer. Dat was nog een stap van waarom ik hier sta: ik hield erg van allerhande soorten media. Ik was een media-junkie, en raakte verzeild in de reclamewereld. Mijn eerste baan in Brazilië was het verbeteren van de leesbaarheid van reclameborden, gebaseerd op snelheid, hoek van benadering en blokken tekst. Het was een goede leerschool, en het bezorgde me een baan op een reclamebureau. Ze besloten me tevens een lelijke trofee van plexiglas te geven.

Nog een punt waarom ik hier ben -- de dag waarop ik de trofee ging ophalen, huurde ik voor het eerst in mijn leven een smoking, haalde het ding af -- had er geen vrienden. Op mijn weg naar buiten moest ik een ruzie sussen. Iemand sloeg iemand anders met een boksbeugel. Ze droegen smokings en vochten. Lelijk tafereel. En ook -- reclamemensen doen dat voortdurend -- (Gelach) -- en ik -- nou ja, ik ging terug naar mijn auto, en degene die geslagen werd besloot een pistool te pakken -- ik weet niet waarom hij een pistool had -- en te schieten op de eerste persoon die hij zag als belager. De eerste persoon in een smoking bleek ik te zijn. Gelukkig was het niet fataal, zoals je kan zien. En beter nog, de kerel zei dat het hem speet en ik troggelde hem smartengeld af, anders zou ik hem aanklagen. Met dat geld kocht ik in 1983 een ticket naar de Verenigde Staten, en dat is zo'n beetje de reden waarom ik hier vandaag sta: omdat ik beschoten werd. (Gelach) (Applaus)

Toen ik begon met mijn eigen werk, vond ik dat ik geen afbeeldingen moest maken. Ik ging voor een heel iconoclastische benadering. Want toen ik in de reclame ging, wilde ik naakte mensen op ijs airbrushen voor whisky-reclames. Dat is wat ik echt wilde doen. (Gelach) Maar dat lieten ze me niet doen, weet je, alleen andere dingen. Ik wilde geen whisky verkopen, maar ijs. De eerste werken waren objecten. Het was een mix van "objet trouvé", productontwerp en reclame. Ik noemde ze relieken. Ze werden in 1983 geëxposeerd in Galerie Stux.

Dit is de "clownsschedel". Een overblijfsel van een zeer ontwikkeld ras van entertainers. Ze leefden lang geleden in Brazilië. (Gelach) Dit is de Ashanti-joystick. Helaas verouderd, want hij was ontworpen voor het Atari-platform. Voor Playstation II is hij in de maak, misschien bij de volgende TED. Het schommelpodium. (Gelach) De Precolumbiaanse koffiezetter. (Gelach) Het idee ontstond na een meningsverschil bij Starbucks, waar ik volgens mij geen Colombiaanse koffie kreeg... ...die koffie was Precolumbiaans. De Bonsai-tafel. De gehele Encyclopedia Brittannica in één kaft gebonden, voor op reis. De halve grafsteen, voor mensen die nog niet dood zijn.

Ik wilde dat naar een plat vlak verplaatsen, en besloot dingen te maken die dezelfde identiteitsconflicten hadden. Ik besloot te werken met wolken. Wolken kunnen alles betekenen. Ik wilde op een zeer eenvoudige manier werken. Iets dat tegelijkertijd een dot katoen, een wolk en Dürers biddende handen is -- hoewel dit meer de handen van Mickey Mouse zijn. Maar ik was nog steeds... dit is een poezenwolk. Ze heten "Equivalents", naar het werk van Alfred Stieglitz. "De slak". Ik werkte nog steeds met sculptuur, maar probeerde steeds platter te werken. "De theepot".

Ik kreeg de kans om naar Florence te gaan, in 1994 geloof ik, en ik zag Ghiberti's "Porta del Paradiso". Hij deed iets dat heel lastig is. Hij bracht twee media uit verschillende periodes samen. Hij maakte het op een eeuwenoude manier, namelijk reliëf, en hij werkte met driepuntsperspectief, een hypermoderne technologie destijds. Het is compleet overweldigend. Je ogen weten niet waar ze moeten beginnen. Je raakt gevangen in deze wijze van weergave. Dus besloot ik heel eenvoudige weergaven te maken, die je eerst opvat als een lijntekening. Maar ik maakte die met draad. Het idee was dat het leek op potloodtekeningen -- waar je overheen kijkt, weet je? Dan keken ze -- "Ah, een potloodtekening." Dan kijk je nog eens en ziet dat het bestaat in de tijd. Het was tastbaar, en zo ga je dieper en dieper het verhaal binnen, richting de voorstelling... Dit is "Aap met Leica". "Ontspanning". "Fiat Lux".

Toen evolueerde de geschiedenis van weergave van lijntekeningen naar schaduwtekeningen. Ik wilde andere onderwerpen. Ik nam dat naar het domein van landschappen, wat bijna een afbeelding van niets is. Ik maakte beelden genaamd: "Tekeningen van garen", met titels gebaseerd op het aantal meters garen dat ik erin verwerkt had. Deze eindigen altijd als foto, of meer als een lijn-ets, in dit geval. Dit is een vuurtoren. Dit is "6000 meter naar Corot". "8200 meter" naar Gerhard Richter. Ik weet niet hoeveel meter naar John Constable.

Toen keerde ik me af van lijnen en richtte me op puntjes, wat meer overeenstemt met de wijze van weergave in foto's zelf. Ik had een groep kinderen ontmoet op het Caraïbisch eiland Saint Kitts, en ik werkte en speelde met ze. Ik kreeg wat foto's van ze. Na mijn terugkomst in New York besloot ik -- het waren de kinderen van suikerplantagewerkers. Door suiker te manipuleren op zwart papier, maakte ik portretten. Dit zijn -- (Applaus) -- Dank je. Dit is "Valentina, de snelste". Het was enkel de naam van het kind, met een detail dat je leert over iemand die je kort ontmoet. "Valicia". "Jacynthe".

Maar ik introduceerde nog een voorstellingslaag. Ik deed dit namelijk veel terwijl ik deze beelden maakte. Ik realiseerde me dat ik nog iets kon toevoegen. Ik probeerde een onderwerp te maken -- iets dat zou storen met de thema's, dus chocolade is erg goed, want het heeft -- het herinnert aan ideeën van ontlasting tot romantiek. Ik besloot deze voorstellingen te maken, die erg groot waren, zodat je achteruit moest lopen om ze te kunnen zien. Ze heten "Tekeningen van chocolade". Freud zou chocola waarschijnlijk beter kunnen uitleggen dan ik. Jackson Pollock.

Afbeeldingen van menigten zijn -- je probeert de grens te vinden waarop iets dat herkenbaar is, zoals een gezicht, deel wordt van een textuur. "Paparazzi". Ik gebruikte het stof van het Whitney Museum om stukken uit hun collectie weer te geven. Ik koos minimalistische stukken omdat die over specificiteit gaan. Weergegeven met het minst specifieke materiaal, namelijk stof zelf. Je hebt hier de huiddeeltjes van iedere museumbezoeker. Als ze hiervan een DNA-scan maken, hebben ze een geweldige mailinglijst. Dit is Richard Serra.

Ik kocht een computer, en ze zeiden dat er miljoenen kleuren in zaten. Als kunstenaar denk je dan: wie heeft die geteld? Ik realiseerde me dat ik nooit in kleur werk, want ik had moeite met het idee van losse kleuren. Maar zodra ze in een numerieke structuur zitten, voelt het meer comfortabel. De eerste keer dat ik met kleuren werkte, was met deze mozaïeken van Pantonestrips. Dat werden erg grote werken, die ik fotografeerde met een grootformaat camera -- een 20x25 cm camera. Je kan het oppervlak van iedere strip zien -- zoals in deze afbeelding van Chuck Close. Je moet ver lopen om het te kunnen zien. Tevens de referentie aan Gerhard Richters kleurkaarten en die andere wijze van weergave die tegenwoordig zo gewoon is, namelijk de bitmap. Ik beperkte het onderwerp uiteindelijk tot Monets hooibergen.

Deze dingen deed ik als grap -- weet je -- Robert Smithsons "Spiral Jetty" namaken, en dan sporen achterlaten, alsof het op een tafel gedaan is. Ik trachtte te bewijzen dat hij dat ding niet in het Salt Lake maakte. Maar bij het maken van de modellen onderzocht ik de relatie tussen het model en het origineel. Ik vond dat ik er eigenlijk heen moest om zelf wat 'land-art' te maken. Ik koos voor heel eenvoudige lijntekeningen. Ziet er nogal stom uit.

Terwijl ik deze enorme constructies bouwde, op 150 meter afstand, maakte ik ook heel kleine versies. Met hetzelfde licht, en ik exposeerde ze samen zodat de kijker moest uitvissen waar hij nou naar keek. Ik was niet geïnteresseerd in de grote dingen, noch in de kleine. Ik was meer geïnteresseerd in de dingen er tussenin, want de ruimte voor ambiguïteit is daar enorm. Hier zie je de grootte van een persoon. "Dit is een pijp". Een hanger.

Dit is nog iets wat ik deed. Iedereen houdt ervan om iemand te zien tekenen, maar niet vaak zien véél mensen tegelijkertijd het maken van één enkele tekening. Ik houd van dit werk. Ik maakte 2 maanden lang deze cartoon-wolken boven Manhattan. Het was echt geweldig, want ik had een vroege interesse in theater, die hier van pas kwam. In het theater heb je de rol en de acteur tegelijkertijd, die met elkaar onderhandelen voor een publiek. Hierbij heb je een -- iets dat lijkt op een wolk, en tegelijkertijd ís het een wolk. Dus het zijn perfecte acteurs.

Mijn interesse in acteren, vooral slecht acteren, is heel oud. Ooit betaalde ik 60 dollar om een groot acteur "King Lear" te zien spelen, en ik voelde me beroofd, want terwijl de acteur King Lear werd, was hij niet meer de grote acteur voor wie ik betaald had. Aan de andere kant betaalde ik drie dollar, geloof ik, en ging naar een pakhuis in Queens om een versie van "Othello" te zien van een amateurgroep. Het was echt fascinerend, want de kerel -- zijn naam was Joey Grimaldi -- hij vertolkte de Moorse generaal -- en de eerste drie minuten was hij echt die generaal, en toen werd hij weer loodgieter -- dat was zijn beroep -- dus: loodgieter, generaal, loodgieter, generaal -- dus voor drie dollar zag ik twee tragedies voor de prijs van één.

Zie je, ik denk dat het er niet om gaat, mensen te laten geloven in een perfecte illusie, maar eerder -- ik werk meestal op het laagste niveau van visuele illusie. Want het gaat niet om het bedrog, maar je toont aan hoe sterk iemand gelooft: hoe zeer je bedrogen wilt worden. Daarom betalen we voor goochelshows en dergelijke. Nou, ik denk dat het dat is. Mijn tijd is bijna voorbij. Dank je wel."

 

Bron: TED.com
Reactie plaatsen