9 Mythen Over De Psychologie Ontmaskerd





Hoeveel van wat je denkt over je hersenen is eigenlijk verkeerd? In sneltreinvaart overloopt Ben Ambridge 9 populaire ideeën over de psychologie waarvan werd aangetoond dat ze verkeerd waren - en vertelt al doende een paar verrassende waarheden over de manier waarop onze hersenen echt werken.


"Over je IQ, je algemene intelligentie, heb je zeker al gehoord maar wat is je Psy-Q? Hoeveel weet je over wat je drijft, en hoe goed ben je in het voorspellen van het gedrag van andere mensen of zelfs je eigen gedrag? Hoeveel van wat je denkt te weten over de psychologie is er mis?

Laten we de top 10 mythen van de psychologie eens afgaan. Je hebt waarschijnlijk gehoord dat als het gaat om psychologie mannen van Mars en vrouwen van Venus lijken te komen. Maar waarin verschillen mannen en vrouwen echt?

Laat ons eens kijken naar iets waarin mannen en vrouwen echt verschillen en wat psychologische sekseverschillen op dezelfde schaal uitzetten. Eén ding waarop ze echt verschillen, is hoe ver ze een bal kunnen gooien. Als we kijken naar de mannen, zien we een zogenaamde normale verdeling. Weinig mannen gooien een bal echt ver, en ook weinig helemaal niet ver. De meesten halen een gemiddelde. Vrouwen laten dezelfde verdeling zien, maar het verschil is heel groot . In feite gooit de gemiddelde man een bal verder dan ongeveer 98% van alle vrouwen.

Hoe zien nu enkele psychologische sekseverschillen er uit op dezelfde gestandaardiseerde schaal? Elke psycholoog zal je vertellen dat mannen beter ruimtelijk inzicht hebben dan vrouwen - kaartlezen bijvoorbeeld, - en dat is waar, maar hoe groot is dat verschil? Klein. De lijnen liggen zo dicht bij elkaar dat ze bijna overlappen. In feite is de gemiddelde vrouw beter dan 33% van de mannen, en natuurlijk, als dat 50% zou zijn, zouden de twee geslachten exact gelijk zijn. Het is de moeite waard gezien dit verschil en het volgende zowat de grootste psychologische sekseverschillen zijn, ooit ontdekt in de psychologie.

Hier komt het volgende. Elke psycholoog zegt dat vrouwen beter zijn in taal en grammatica dan mannen. Hier de prestaties op de gestandaardiseerde grammaticatest. Daar de vrouwen. Daar de mannen. Vrouwen zijn gemiddeld beter, maar de lijnen liggen zo dicht bij elkaar dat 33% van de mannen beter zijn dan de gemiddelde vrouw. Als het weer 50% zou zijn, zou dat complete gendergelijkheid betekenen.

Niet echt een geval van Mars en Venus. Eerder iets als Mars en Snickers: in principe hetzelfde, maar de een misschien iets vreemder dan de ander.

Bij het maken van een taart, geef je dan de voorkeur aan een receptenboek met foto's? Ja, een paar mensen. Dat een vriend je begeleidt? Of begin je ermee en je ziet wel wat ervan komt? Nogal wat mensen daar. Oké, dus als je A zegt, dan betekent dit dat je visueel leert, je leert het best wanneer de informatie visueel wordt gepresenteerd. Als je B zei, betekent het dat je auditief leert, dat je het best leert wanneer informatie auditief aan je wordt gepresenteerd. Als je C zei, leer je kinesthetisch, je leert het best als je erin vliegt en dingen doet met je handen.

Behalve, natuurlijk, zoals je al hebt geraden, dat dit niet zo is, omdat de hele zaak een complete mythe is. Leerstijlen zijn verzonnen, er is geen wetenschappelijk bewijs.

In goed gecontroleerde experimentele studies krijgen leerlingen materiaal voorgeschoteld hetzij in hun favoriete stijl of een tegengestelde stijl. Het maakt geen verschil in de hoeveelheid informatie die ze vasthouden. Als je er één seconde over nadenkt, is het gewoon duidelijk dat dit waar is. Het is duidelijk dat het beste presentatieformaat niet van jou afhangt, maar van wat je probeert te leren.

Kun je een ​​auto leren besturen door gewoon naar iemand te luisteren zonder enige kinesthetische ervaring? Kun je stelsels van vergelijkingen in je hoofd oplossen zonder ze op te schrijven? Kun je leren voor je architectuurexamens door een interpretatieve dans als je kinesthetisch leert? Nee, je moet het presentatieformaat aanpassen aan het te leren materiaal, niet aan jou.

Ik weet dat velen van jullie A-level studenten zijn die onlangs je GCSE-resultaten hebben gekregen. Als het niet helemaal was waarop je had gehoopt, dan is dat niet echt de schuld van je leerstijl, maar iets dat je de schuld zou kunnen geven, zijn je genen. Een recente studie aan het University College London toonde aan dat 58% van de variatie tussen verschillende studenten en hun GCSE-resultaten te danken was aan genetische factoren.

Dat klinkt zeer nauwkeurig, hoe kunnen we dat zo zeggen? Als we de relatieve bijdragen van genen en milieu willen ontrafelen, kunnen we een tweelingenstudie doen.

Identieke tweelingen delen 100% van hun omgeving en 100% van hun genen, terwijl niet-identieke tweelingen 100% van hun omgeving delen, maar net als elke broer en zus, slechts 50% van hun genen. Door te vergelijken hoe GCSE-resultaten overeenkomen bij identieke tweelingen versus niet-identieke tweelingen, en wat slimme wiskunde, krijgen we een idee hoeveel variatie en prestaties van het milieu afhangen en hoeveel van de genen.

Het blijkt dat voor 58% te wijten is aan de genen. Dit is niet om het harde werk van jou en je docenten te ondermijnen. Als je GCSE-resultaten niet de verhoopte waren, dan kan je altijd proberen de schuld te geven aan je ouders, of tenminste aan hun genen.

Iets waar je de schuld niet moet op stoten, is dat je via de linkerhersenhelft of de rechterhersenhelft leert, want ook dat is een mythe. De mythe zegt dat de linker hersenhelft logisch is, goed met vergelijkingen als deze, en de rechter hersenhelft creatiever is, beter bij dingen als muziek. Dit is een mythe, want voor bijna alles wat je doet praten alle delen van je hersenen met elkaar, zelfs voor alledaagse dingen als het hebben van een normaal gesprek.

Een van de redenen waarom deze mythe het heeft overleefd, is dat er een beetje waarheid in zit. Een verwante versie van deze mythe is dat linkshandige mensen creatiever zijn dan rechtshandigen. Dat is ergens logisch, want je hersenen controleren de tegenovergestelde handen, dus bij linkshandigen is de rechterkant van de hersenen iets actiever dan de linkerkant. En we dachten dat de rechterzijde creatiever was.

Het is niet vanzelfsprekend dat linkshandigen creatiever zijn dan rechtshandigen. Wat waar is, is dat tweehandige mensen, of mensen die beide handen voor allerlei taken gebruiken, creatievere denkers zijn dan éénhandigen. Tweehandig impliceert dat beide zijden van de hersenen veel met elkaar praten, wat lijkt samen te gaan met flexibel denken. De mythe van de creatieve linkshandige vloeit voort uit het feit dat tweehandig zijn vaker voor komt bij linkshandigen dan bij rechtshandigen. Er zit wat waarheid in het idee van de creatieve linkshandige, maar niet veel.

Een andere gekende mythe is is dat we slechts 10% van onze hersenen gebruiken. Weeral een ​​mythe. Bij bijna alles wat we doen, zelfs de gewoonste dingen, gebruiken we bijna al onze hersenen. Dat gezegd zijnde, is het natuurlijk waar dat de meesten hun denkkracht niet zo goed benutten als zou kunnen.

Wat kunnen we doen om ons intellect te stimuleren? Misschien een mooi stukje Mozart beluisteren. Heb je ooit gehoord van het Mozart-effect? Luisteren naar Mozart zou je slimmer maken en je prestaties op IQ-tests verbeteren. Ook in deze mythe zit er een kern van waarheid. Uit de oorspronkelijke studie bleek dat wie een paar minuten naar Mozart luisterde het beter deed op een erop volgende IQ-test dan wie gewoon in stilte had gezeten.

Maar een follow-up studie vergeleek mensen die van Mozart hielden met een groep fans van de horrorverhalen van Stephen King. Ze lieten de muziek of de verhalen horen. De Mozartliefhebbers kregen een grotere IQ-boost van Mozart dan van de verhalen, maar de verhalenliefhebbers kregen een grotere IQ-boost van de verhalen van Stephen King.

De waarheid is dat het luisteren naar iets waar je van geniet je wat opkrikt en je een tijdelijke IQ-boost geeft voor een beperkt aantal taken. Luisteren naar Mozart of Stephen King-verhalen gaat je op de lange termijn niet slimmer maken.

Een andere versie van de Mozartmythe is dat het luisteren naar Mozart je niet alleen slimmer, maar ook gezonder maakt. Helaas lijkt dit zelfs niet te kloppen voor iemand die bijna elke dag naar de muziek van Mozart luisterde, namelijk Mozart zelf. Hij leed aan gonorroe, pokken, artritis, en, waarvan de meeste mensen denken dat het zijn dood werd, syfilis. Mozart had misschien wat voorzichtiger moeten zijn bij het uitkiezen van zijn seksuele partners.

Maar hoe kiezen we een partner? Sociologen verspreiden wel eens de mythe dat onze voorkeuren voor een romantische partner een product van onze cultuur zijn, dat ze zeer cultureel bepaald zijn. Maar de feiten loochenen dit.

Een beroemde studie ondervroeg mensen uit [37] verschillende culturen over de hele wereld, van Amerikanen tot Zoeloes, over wat ze zochten in een partner. In elke cultuur over de hele wereld hechtten mannen meer waarde aan fysieke aantrekkelijkheid bij een partner dan wel vrouwen, en in elke cultuur hechtten vrouwen ook meer dan mannen belang aan ambitie en hogere carrièrevooruitzichten.

In elke cultuur hadden mannen ook liever vrouwen die jonger dan zijzelf waren, gemiddeld 2,66 jaar. In elke cultuur gaven vrouwen de voorkeur aan mannen die ouder waren dan zijzelf, gemiddeld 3,42 jaar. Vandaar 'Iedereen zoekt een vaderfiguur'.

Van scoren bij een partner gaan we naar scoren in basketbal of voetbal of wat je sport ook is. De mythe is dat sporters reeksen van doelpunten kennen, ‘hot-hand streaks’ in de VS, ‘purple patches’ in Engeland, waardoor ze gewoon niet kunnen missen, zoals deze kerel hier. Maar als je het patroon van treffers en missers statistisch gaat analyseren, blijkt de volgorde bijna altijd willekeurig.

Je hersenen creëren patronen uit de willekeur. Als je een muntje opgooit, gaat er altijd wel eens toevallig een reeksje van kop of munt opduiken. De hersenen zien patronen zelfs als er geen zijn. We zien deze reeksen en kennen ze betekenis toe. We zeggen: "Ja, hij is vandaag echt in vorm," terwijl je eigenlijk hetzelfde patroon zou krijgen met toevallige treffers en missers.

Een uitzondering hierop zijn strafschoppen. Een recente studie naar strafschoppen in het voetbal toont aan dat spelers van landen met een zeer slechte staat van strafschoppen, zoals bijvoorbeeld Engeland, de neiging hebben om sneller te zijn met trappen dan landen met een beter record, met als vermoedelijk gevolg meer kans om te missen.

Dat roept de vraag op of er een manier is waarop we de prestaties van mensen kunnen verbeteren. Je zou kunnen denken aan mensen straffen voor hun missers en kijken of ze daar beter van worden. Dit idee, namelijk dat straf prestaties kan verbeteren, is wat de deelnemers dachten dat ze testten in Milgrams beroemde leer- en strafexperiment. Mogelijk heb je daar van gehoord als psychologiestudent.

Het verhaal gaat dat de deelnemers bereid waren fatale elektrische schokken te geven aan een collega-deelnemer voor een fout beantwoorde vraag, alleen maar omdat dat moest van iemand in een witte jas. Maar dit verhaal is een mythe om drie redenen.

Ten eerste en meest cruciaal was de laboratoriumjas niet wit, maar grijs. Ten tweede werd de deelnemers vóór het onderzoek verteld en eraan herinnerd telkens ze een bezwaar opperden, dat, hoewel pijnlijk, de schokken niet fataal waren en al helemaal geen permanente schade veroorzaakten. Ten derde gaven deelnemers de schokken niet alleen maar omdat iemand in de labjas het hen zegde.

Toen ze na de studie werden geïnterviewd, zeiden alle deelnemers dat ze sterk geloofden dat de leren-en-strafstudie een waardevol wetenschappelijk doel diende met blijvende voordelen voor de wetenschap in tegenstelling tot de momentane niet-fatale hinder voor de deelnemers.

Ik heb nu ongeveer 12 minuten gesproken, en je hebt waarschijnlijk naar me zitten luisteren, terwijl je mijn spraakpatronen en lichaamstaal analyseerde en proberen uit te zoeken of je wat ik zeg serieus moet nemen, of ik de waarheid vertelde, of loog. Maar dan ben je daar waarschijnlijk niet in geslaagd. We denken dat we een leugenaar kunnen doorhebben door zijn lichaamstaal en spraakpatronen. Maar honderden psychologische tests hebben bewezen dat ieder van ons, ook politiemensen, slechts bij toeval leugens kunnen ontdekken door middel van lichaamstaal en verbale patronen.

Interessant genoeg is er één uitzondering: tv-oproepen voor vermiste familieleden. Het is vrij makkelijk te voorspellen of de familieleden vermist zijn en of dat de oproepende familieleden hen zelf vermoord hebben. Onoprechte oproepers zullen eerder hun hoofd schudden, wegkijken en spraakfouten maken, terwijl oprechte oproepers eerder de hoop zullen uitdrukken dat de persoon veilig zal terugkeren en brutale taal vermijden. Ze zullen bijvoorbeeld eerder zeggen "van ons weggenomen" dan "vermoord."

Tijd om te stoppen. Maar toch vertel ik je in 30 seconden nog de overkoepelende mythe van de psychologie. De mythe dat de psychologie gewoon een verzameling interessante theorieën is die allemaal iets nuttigs zeggen en iets te bieden hebben.

Wat ik hoop te hebben aangetoond, is dat dit niet waar is. We moeten psychologische theorieën beoordelen door te kijken naar hun voorspellingen. Of luisteren naar Mozart je slimmer maakt, of dat je beter leert als informatie wordt gepresenteerd in de gewenste leerstijl.

Hoe dan ook zijn het allemaal toetsbare empirische voorspellingen. De enige manier om vooruitgang te boeken, is deze voorspellingen controleren in goed gecontroleerde experimentele studies. Alleen op die manier kunnen we hopen te ontdekken welke van deze theorieën goed onderbouwd zijn en welke, zoals al die waarover ik het vandaag had, mythen zijn. Dankjewel."

(Applaus)

 

Bron: TED.com
Reactie plaatsen