Hoe We Online Over Aanranding Praten





We hebben behoefte aan een bedachtzamer aanpak van onze inzet van sociale media voor sociale rechtvaardigheid, zegt schrijfster en activiste Ione Wells. Toen ze in Londen was aangerand, publiceerde Wells een brief aan haar aanvaller in een studentenkrant. Die ging viraal en leidde tot de #NotGuilty-campagne tegen seksueel geweld en het zwartmaken van de slachtoffers. In deze ontroerende talk beschrijft ze hoe het delen van haar eigen verhaal hoop gaf aan anderen. Ze brengt een krachtige boodschap tegen de cultuur van de online schandpaal.


"Het was in april vorig jaar, een avondje uit met vrienden om een verjaardag te vieren. We hadden elkaar enkele weken niet meer gezien, het was een perfecte avond, een reünie.

Op het einde van de avond nam ik de laatste metro naar de andere kant van Londen. De reis verliep vlot. Ik kwam aan bij mijn station en begon aan de wandeling van 10 minuten naar huis. Toen ik de hoek naar mijn straat omging, mijn huis was al in zicht, hoorde ik voetstappen achter me die vanuit het niets gekomen leken en versnelden. Voor ik besefte wat er gaande was, sloot een hand zich om mijn mond zodat ik niet kon ademen, en de jongeman achter me sleurde me op de grond, sloeg mijn hoofd herhaaldelijk tegen de stoep tot mijn gezicht begon te bloeden, schopte me in de rug en de nek, terwijl hij me begon aan te randen, mijn kleren afrukte en me deed "Zwijgen!" terwijl ik om hulp probeerde te roepen. Elke klap van mijn hoofd op het beton deed een vraag door mijn hoofd gaan die er vandaag nog rondspookt: "Zal het zo eindigen?"

Hoe had ik kunnen beseffen dat ik al de hele tijd gevolgd werd, van sinds ik uit het station kwam. Uren later stond ik topless en met blote benen voor de politie, terwijl de snijwonden en builen werden gefotografeerd als forensisch bewijs.

Er zijn weinig woorden voor de allesverterende gevoelens van kwetsbaarheid, schaamte, onthutsing en onrechtvaardigheid die me toen en in de weken erna vervulden. Omdat ik een manier zocht om die gevoelens in te dikken tot iets ordelijks waar ik me doorheen kon werken, besliste ik om te doen wat me het natuurlijkste leek: ik schreef erover.

Het begon als een oefening in catharsis. Ik schreef mijn aanrander een brief, waarin ik hem vermenselijkte tot 'jij', om hem te identificeren als deel van dezelfde gemeenschap die hij die avond zo gewelddadig had misbruikt.

Met de klemtoon op de vloedgolf die zijn acties hadden veroorzaakt, schreef ik: "Heb je ooit gedacht aan de mensen in je leven? Ik weet niet wie de mensen in je leven zijn. Ik weet niets over jou. Maar ik weet één ding: die nacht heb je niet alleen mij aangerand. Ik ben dochter, ik ben vriendin, ik ben zus, ik ben leerling, ik ben nicht, ik ben buur, ik ben de werknemer die koffie schenkt in het café onder het spoor. Alle mensen die deze relaties met mij hebben, vormen mijn gemeenschap. Jij hebt elk van hen aangerand. Je deed de waarheid geweld aan waar ik voor zal blijven vechten en die al deze mensen vertegenwoordigen: dat er eindeloos meer goede mensen in de wereld zijn dan slechte."

Vastberaden om door dit ene incident mijn geloof niet te verliezen in de solidariteit in mijn gemeenschap of in de mensheid, herinnerde ik me de bomaanslagen van 7 juli 2005 in de Londense metro, hoe de burgemeester toentertijd, net als mijn eigen ouders, erop stonden dat we 's anderendaags op de metro stapten, zodat we ons niet lieten bepalen door wie ons een onveilig gevoel gaf.

Ik zei tegen mijn aanvaller: "Jij hebt je aanval uitgevoerd, maar nu stap ik opnieuw op mijn metro. Mijn gemeenschap zal 's avonds niet met een onveilig gevoel naar huis gaan. We nemen de laatste metro naar huis en lopen alleen over straat, want we laten ons het idee niet aanpraten dat wij onszelf daardoor in gevaar brengen. We zullen blijven samenkomen, als een leger, telkens als iemand van onze gemeenschap bedreigd wordt. Dit is een gevecht dat je niet zal winnen."

Toen ik deze brief schreef --

(Applaus)

Dankuwel.

(Applaus)

Toen ik deze brief schreef, studeerde ik voor mijn examens in Oxford. Ik werkte voor de lokale studentenkrant. Hoewel ik het geluk had dat ik de steun had van vrienden en familie, was het een eenzame tijd. Ik kende niemand die dit had meegemaakt: tenminste, dat dacht ik. Ik had verslagen en statistieken gelezen en wist hoe vaak aanranding voorkwam, maar ik kon niet één iemand noemen die ik openlijk over dit soort ervaring had horen spreken.

In een soort opwelling besliste ik dus om mijn brief in de studentenkrant te publiceren, in de hoop dat ik anderen in Oxford zou bereiken die een gelijkaardige ervaring hadden gehad. Op het einde van de brief vroeg ik anderen om hun ervaring te delen met de hashtag #NotGuilty [NietSchuldig] om te benadrukken dat overlevenden zich kunnen uitdrukken zonder schaamte of schuldgevoel over wat hen overkomen is -- dat we ons allemaal kunnen verzetten tegen aanranding.

Maar ik had niet verwacht dat, van de ene op de andere dag, deze gepubliceerde brief viraal zou gaan. We kregen al gauw honderden verhalen van mannen en vrouwen, wereldwijd die we gingen publiceren op een website die ik had opgezet. De hashtag werd een campagne.

Er was een Australische moeder van 40 die beschreef hoe ze op een avond gevolgd werd naar het toilet door een man die haar herhaaldelijk in het kruis greep. Een Nederlander beschreef hoe hij op een afspraakje werd verkracht in Londen en hoe niemand bij wie hij dit meldde, het serieus nam. Ik kreeg persoonlijke Facebookberichten van mensen in India en Zuid-Amerika die vroegen om de campagneboodschap daarheen te brengen. Eén van de eerste bijdragen kwam van een vrouw, [Nikki], die vertelde hoe ze in haar jeugd door haar eigen vader werd mishandeld. Vrienden luchtten hun hart over ervaringen gaande van wat vorige week was gebeurd tot wat jaren geleden was gebeurd en waar ik geen idee van had.

Hoe meer van deze berichten we kregen, hoe meer berichten van hoop we ook kregen -- mensen die kracht putten uit deze stemmen van verzet tegen aanranding en het zwartmaken van slachtoffers. Een vrouw, Olivia, beschreef hoe ze was aangevallen door iemand die ze lang had vertrouwd en graag gezien, en zei: "Ik heb vele verhalen hier gelezen en ik ben hoopvol dat als zovele vrouwen er overheen komen, dat ik dat dan ook kan. Velen hebben me geïnspireerd en ik hoop dat ik ooit zo sterk word als zij. Ik ben er zeker van."

Mensen over de hele wereld gingen tweeten met deze hashtag. De brief werd overgenomen door de nationale media en werd vertaald in verschillende talen over de hele wereld.

Maar iets viel me op bij de media-aandacht die deze brief kreeg. Opdat iets voorpaginanieuws zou zijn, is, gelet op het woord 'nieuws', verondersteld dat het nieuws is, of iets verrassend. Maar aanranding is niets nieuws. Aanranding, samen met andere onrechtvaardigheden, wordt voortdurend in de media behandeld. Maar tijdens de campagne werd dit onrecht niet zomaar als nieuws opgevoerd, het waren ervaringen uit eerste hand die echte mensen hadden geraakt, die, samen met anderen, creëerden wat ze nodig hadden en vroeger niet hadden: een platform om hun stem te verheffen, de bevestiging dat ze niet alleen waren en dat hun geen schuld trof, en open discussies die hielpen om het stigma hierover te verminderen. De stemmen van de rechtstreeks getroffenen stonden vooraan in het verhaal -- niet de stemmen van journalisten of commentatoren op sociale media. Daarom was het verhaal nieuws.

We leven in een ongelooflijk verbonden wereld, door de verspreiding van sociale media, wat een fantastisch middel is om sociale verandering teweeg te brengen. Maar we zijn er ook alsmaar vaker door gaan reageren. Van de kleinste ergernis -- "Mijn trein is weer te laat!" -- tot de grootste onrechtvaardigheden, oorlog, genocide, aanslagen: onze standaardreactie is dat we in de bres springen voor elke grief door te tweeten, Facebooken, hashtaggen -- alles om anderen te tonen dat wij ook hebben gereageerd.

Het probleem met dit soort massale reacties, is dat het soms betekent dat we helemaal niet reageren, alleszins niet door iets te doen. We voelen ons er beter door, alsof we bijdragen tot collectieve rouw of verontwaardiging. Maar het verandert niets. Wat meer is, soms brengt het de stem in de verdrukking van wie rechtstreeks getroffen is en wiens stem moet gehoord worden.

Zorgwekkend is ook de tendens dat sommige reacties op onrechtvaardigheid voor nog meer muren zorgen, omdat ze snel met de vinger wijzen, in de hoop op simpele oplossingen voor complexe problemen. Een Britse tabloid publiceerde mijn brief onder de kop: "Oxfordstudente lanceert online campagne om aanvaller te schande te maken". De campagne heeft nooit die bedoeling gehad. Ze was bedoeld om mensen te laten spreken en anderen te doen luisteren. Twittertrollen zorgden algauw voor nog meer onrechtvaardigheid met commentaar over de etniciteit of klasse van mijn aanvaller, om hun bevooroordeelde agenda te bevorderen. Sommigen beschuldigden me ervan dat ik alles verzonnen had ter bevordering van, ik citeer, mijn 'feministische man-hatende agenda'.

(Gelach)

Ik weet het -- alsof ik zou zeggen "Sorry jongens, kan er niet bij zijn, te druk met het haten van de hele mannelijke bevolking tegen mijn dertigste."

(Gelach)

Ik weet bijna zeker dat deze mensen wat ze zeggen nooit in mijn gezicht zouden zeggen. Maar omdat ze achter een scherm zitten, lekker thuis, op de sociale media, lijken ze te vergeten dat ze een openbare daad stellen -- dat anderen het zullen lezen en erdoor geraakt zullen worden.

Terug naar mijn analogie van terug op de trein stappen. Een andere bezorgdheid van mij over het lawaai dat voortkomt uit onze online reacties op onrechtvaardigheid is dat het algauw verglijdt tot onszelf als slachtoffer afschilderen, wat tot defaitisme kan leiden, een soort mentale barrière waardoor we geen positiviteit en verandering zien na een negatieve situatie.

Enkele maanden voor de campagne startte of dit mij overkwam, ging ik naar een TEDx-evenement in Oxford. Ik zag Zelda la Grange, voormalig privé-secretaris van Nelson Mandela. Eén van haar verhalen raakte me echt, over toen Mandela voor de rechter werd gesleept door de rugbybond van Zuid-Afrika nadat hij een onderzoek was gestart naar sportaffaires. In de rechtszaal stapte hij op de advocaten van de Zuid-Afrikaanse rugbybond af, schudde hen de hand en sprak met hen, elk in hun eigen taal. Zelda wilde protesteren en zeggen dat ze zijn respect niet verdienden na het onrecht dat ze hem hadden aangedaan.

Hij keerde zich naar haar en zei: "Je moet de vijand nooit het strijdperk laten bepalen."

Toen ik die woorden hoorde, wist ik niet echt waarom ze zo belangrijk waren, maar ik had dat gevoel en ik noteerde ze in een notitieboekje. Ik heb er sindsdien vaak aan gedacht.

Wraak, het uitdrukken van haat tegen wie ons onrecht heeft aangedaan, kan een menselijk instinct lijken tegenover het kwade, maar we moeten uit die cyclus treden als we negatieve gebeurtenissen van onrecht willen omvormen tot positieve sociale verandering. Doen we dan niet, dan kan de vijand nog steeds het strijdperk bepalen, binair, waar wij die geleden hebben, de getroffenen worden die tegenover hen, de daders staan. Net zoals we terug op de metro stapten, kunnen we onze platformen voor verbinding en gemeenschap niet maken tot de plaatsen waar we in onze nederlaag berusten.

Ik wil respons in de sociale media niet ontmoedigen, want de ontwikkeling van de #NotGuilty-campagne dank ik er bijna volledig aan. Maar ik wil pleiten voor een bedachtzamer aanpak van de manier waarop we reageren op onrecht.

We moeten onszelf om te beginnen twee dingen afvragen. Ten eerste: waarom voel ik dit onrecht aan? In mijn geval waren er verschillende antwoorden. Iemand had mij en mijn geliefden pijn gedaan in de veronderstelling dat hij geen rekenschap zou moeten afleggen noch de aangerichte schade erkennen. Bovendien lijden duizenden mannen en vrouwen elke dag onder seksueel misbruik, vaak in stilte, maar het is een probleem dat niet zoveel aandacht krijgt. Het slachtoffer krijgt vaak nog steeds de schuld.

Stel jezelf dan de vraag: hoe kan ik, in het besef van deze motivatie, iets aan de situatie doen? Voor ons was dit: door mijn - en andere - aanvaller(s) ter verantwoording te roepen, hen te confronteren met het effect van hun daden, Door het thema aanranding op de agenda te zetten, door debatten te openen met vrienden, familie, in de media, die te lang dicht waren gebleven, en te beklemtonen dat slachtoffers zich niet schuldig moeten voelen. Er is misschien nog een lange weg te gaan om dit op te lossen. Maar op deze manier kunnen we sociale media gaan gebruiken voor sociale rechtvaardigheid, als middel tot educatie, tot dialoog, om gezagsdragers bewust te maken van een probleem door te luisteren naar wie er direct door is getroffen.

Want soms zijn er geen simpele antwoorden voor deze kwesties. Dat is zelden het geval. Maar dat betekent niet dat we er niet bedachtzaam op kunnen reageren. In situaties waar je niet weet hoe je dit onrecht kan omkeren, kan je nog nadenken, misschien niet over wat je kan doen, maar over wat je kan laten. Je kan vermijden om nog meer muren te bouwen door onrecht met vooroordeel en haat te bestrijden. Je kan vermijden om over de hoofden van de getroffenen heen te praten. Je kan vermijden om te reageren op onrecht om het 's anderendaags te vergeten omdat de rest van Twitter op iets anders is overgegaan.

Soms is niet meteen reageren ironisch genoeg onze beste onmiddellijke actie. Want we zijn misschien boos, verontrust en vol energie door het onrecht, maar laten we onze reactie overwegen. Laten we mensen ter verantwoording roepen zonder zelf af te dalen tot een cultuur die teert op de schandpaal en op onrecht. Laat ons het onderscheid onthouden dat internetgebruikers zo vaak vergeten, tussen kritiek en belediging. Laat ons niet vergeten om na te denken voor we spreken, omdat we achter een scherm zitten. En als we lawaai maken op sociale media, laat ons dan de noden van de getroffenen niet verdrinken, maar hun stem luider doen klinken, zodat het internet een plaats wordt waar je geen uitzondering bent als je spreekt over iets dat jouzelf is overkomen.

Al deze weloverwogen reacties op onrecht herinneren aan de hoekstenen waarop het internet is gebouwd: netwerken, signaleren, verbinden -- al die termen die impliceren dat mensen samen worden gebracht niet uit elkaar worden gespeeld.

Als je het woord 'rechtvaardigheid' opzoekt in het woordenboek, staat daar, eerder dan 'straf', eerder dan 'handhaving van de wet of het rechterlijke gezag' 'de handhaving van wat juist is'. Ik denk dat er weinig dingen 'juister' zijn in deze wereld dan mensen samenbrengen, dan verbindingen. Als we sociale media dat laten teweeg brengen, dan kan het een heel krachtig soort rechtvaardigheid bewerkstelligen.

Heel hartelijk dank."

(Applaus)

 

Bron: TED.com
Reactie plaatsen