Wat Denken Baby's?





"Baby's en jonge kinderen zijn als de Research & Development-afdeling van het menselijk ras", zegt psychologe Alison Gopnik. In haar research gaat ze op zoek naar de gesofisticeerde manier van intelligentieverwerving en het nemen van beslissingen, wat baby's werkelijk aan het doen zijn terwijl ze spelen.


"Wat gaat er om in het brein van deze baby? Als je dit 30 jaar geleden gevraagd zou hebben, dan zouden de meeste mensen, ook psychologen, gezegd hebben dat deze baby irrationeel was, onlogisch, egocentrisch -- niet in staat zich in de plaats te stellen van iemand anders of om oorzaak en gevolg te begrijpen. De laatste 20 jaar heeft de wetenschap van de ontwikkeling dit beeld totaal omver gegooid. Op bepaalde vlakken denken we dat het denken van deze baby lijkt op het denken van de briljantste wetenschappers.

Ik geef er jullie één voorbeeld van. Iets waar deze baby aan zou kunnen denken, dat zijn gedachten zou kunnen bezig houden, is proberen uit te vinden wat er omgaat in het brein van die andere baby. Het is tenslotte een van de moeilijkste dingen voor ons allemaal uit te vinden wat anderen denken of voelen. En wellicht het moeilijkste van al is vast te stellen dat wat anderen denken en voelen, eigenlijk niet helemaal hetzelfde is als wat wij denken en voelen. Iedereen die de politiek volgt, kan er van meespreken hoe moeilijk dit voor sommigen te begrijpen valt. We wilden weten of baby's en jonge kinderen echt diepgaand andere mensen konden begrijpen. Dan is de vraag: hoe zouden we het hun vragen? Baby's kunnen tenslotte niet spreken en als je aan een driejarige vraagt je te vertellen wat hij denkt, zal je een mooie monoloog van bewustzijn over pony's en verjaardagen krijgen en meer van dat. Hoe stellen we hun dus eigenlijk de vraag?

Het geheim: broccoli. Betty Rapacholi, een van mijn studenten en ikzelf deden het volgende: we gaven de baby's twee schalen met eten, een schaal met rauwe broccoli en een schaal met heerlijke goudviszoutjes. Alle baby's, zelfs die in Berkley, houden van de zoutjes en houden niet van de rauwe broccoli. (Gelach) Betty proefde een klein beetje van iedere schaal. Dan deed ze alsof ze het lekker vond of net niet. Dus de helft van de tijd acteerde ze dat ze de zoutjes lekker vond en niets moest hebben van de broccoli, net als een baby en ieder ander normaal denkend persoon. Maar de helft van de keren, deed ze dit: ze nam een klein beetje broccoli en zei: "Mmmmm, broccoli. Ik proefde van de broccoli. Mmmmm." Daarna nam ze een beetje van de zoutjes, en dan zei ze: "Bah, jakkes, zoutjes Ik proefde van de zoutjes. Bah, jakkes." Ze deed dus alsof wat zij lustte, net het tegenovergestelde was van wat de baby's lustten. We deden dit met baby's van 15 en van 18 maanden oud. Daarna stak ze enkel haar hand uit en zei: "Wil je er wat aan mij geven?"

De vraag was: wat zouden de baby's haar geven, wat ze zelf lustten of wat zij lustte? Het opvallende was dat baby's van 18 maanden, die met moeite lopen en spreken, haar de zoutjes gaven als ze de zoutjes lekker vond, maar haar de broccoli gaven als ze de broccoli lekker vond. Anderzijds keken de baby's van 15 maanden haar lange tijd aan als ze acteerde dat ze de broccoli lekker vond, alsof ze hier niet aan uit konden. Maar nadat ze een lange tijd voor zich uit gestaard hadden, gaven ze haar gewoon de zoutjes, waarvan ze dachten dat iedereen ze lekker vond. Twee heel opvallende dingen dus. Het eerste is dat deze baby's van 18 maanden reeds ontdekt hebben -- dit echt diepgaande feit over de menselijke natuur -- dat we niet altijd hetzelfde wensen. En wat meer is, ze voelden aan dat ze in feite dingen moeten doen om andere mensen te helpen krijgen wat zij wensen.

Nog opmerkelijker is het feit dat de baby's van 15 maanden dit niet doen, wat aangeeft dat die van 18 maanden oud dit diepe, fundamentele feit over de menselijke natuur geleerd hadden in de drie maanden sinds ze 15 maanden oud waren. Dus kinderen weten en leren meer dan we ooit hadden gedacht. En dit is maar een van de honderden en honderden studies van de afgelopen 20 jaar die dit aantoont.

Je zou de vraag kunnen stellen: waarom leren kinderen zoveel? Hoe slagen ze er in zoveel te leren op zo'n korte tijd? Ik bedoel, als je baby's oppervlakkig beschouwt, lijken ze nogal nutteloos. Op veel manieren zijn ze eigenlijk nog erger dan nutteloos, want we moeten er zo veel tijd en energie in steken enkel en alleen om ze in leven te houden. Maar als we er de evolutie bij halen voor een antwoord op dit vraagstuk waarom we zoveel tijd besteden aan de zorg voor nutteloze baby's, dan wordt het duidelijk dat er een antwoord is. Als we vele verschillende soorten dieren vergelijken, niet enkel ons, primaten, maar ook andere zoogdieren, vogels, zelfs buideldieren zoals kangoeroes en wombats, dan kunnen we besluiten dat er een verband is tussen hoe lang de kindertijd van een soort duurt en hoe groot hun brein is vergeleken bij hun lichaam en hoe slim en flexibel ze zijn.

Het uithangbord voor dat idee zijn de vogels. Aan de ene kant is er de Nieuw-Caledonische kraai. Kraaien en andere kraaiachtigen, raven, roeken en zo meer, zijn ongelooflijk slimme vogels. Ze zijn in sommige opzichten even slim als chimpansees. Dit is een vogel op de omslag van Science die geleerd heeft om gereedschap te gebruiken om aan voedsel te geraken. Aan de andere kant hebben we onze vriend de huiskip. Kippen, eenden, ganzen en kalkoenen zijn in feite oliedom. Ze zijn heel erg goed in het pikken van graan, en ze zijn helemaal niet goed in ook maar iets anders. Het blijkt nu dat de baby's, de jongen van de Nieuw-Caledonische kraai, lang in het nest blijven. Ze zijn afhankelijk van hun moeders die wormen in hun bekken werpen twee jaar lang, wat een eeuwigheid is in het leven van een vogel. Terwijl kippen volwassen zijn in een paar maanden tijd. De kindertijd is dus de reden waarom kraaien terecht komen op de omslag van Science en kippen in de soep belanden.

Die lange kindertijd lijkt op een of andere manier verband te houden met kennis en leren. Hoe zouden we dit kunnen verklaren? Bepaalde dieren, zoals kippen, lijken heel erg geschikt om één bepaald ding heel goed te doen. Zo lijken ze heel erg geschikt om in één bepaalde omgeving graan te pikken. Andere wezens, zoals kraaien, zijn niet heel goed om iets specifieks te doen, maar ze zijn extreem goed om de wetten van verschillende omgevingen te leren.

En natuurlijk staan wij, menselijke wezens, helemaal aan het eind van de opdeling, bij de kraaien. Wij hebben in verhouding tot ons lichaam grotere hersenen. Veel groter dan ieder ander levend wezen. We zijn slimmer, meer flexibel, we kunnen meer leren, we overleven in meer soorten omgevingen, we migreren over heel de wereld en gaan zelfs naar de ruimte. Onze baby's en kinderen zijn van ons afhankelijk gedurende een veel langere periode dan de baby's van enig ander wezen. Mijn zoon is 23. (Gelach) Op zijn minst tot ze 23 zijn, stoppen we nog steeds die wormen in die bekjes.

Wat is de reden voor dit verband? Een idee is dat die strategie, die leerstrategie, een extreem krachtige, goede strategie is om de wereld aan te kunnen, maar dat die één groot nadeel heeft. Dat ene grote nadeel is dat je hulpeloos bent totdat je alles geleerd hebt. Je wil niet in de situatie komen dat een mastodont op je afstormt en dat je eerst even overlegt: "Een schot met de katapult of een speerworp. Wat zou het best werken?". Je wil dat allemaal al weten voor de mastodonten werkelijk opdagen. Evolutie lijkt dat probleem opgelost te hebben door een soort werkverdeling. We hebben een eerste periode waar we volledig beschermd zijn. We hoeven niets te doen, behalve leren. Daarna kunnen we als volwassenen alles wat we als baby en kind leerden, toepassen om iets te realiseren in de wereld.

Een mogelijk denkpatroon is dat baby's en jonge kinderen lijken op de onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling van de menselijke soort. Zij zijn beschermde kleine wetenschappers die er enkel moeten op uit trekken om te leren en goede ideeën op te doen, en wij zijn de productie en de marketing. Wij moeten alle ideeën die we opdeden als kind, tot uitvoering brengen. Een ander perspectief is: in plaats van baby's en kinderen te beschouwen als gebrekkige volwassenen, zouden we hen moeten bekijken als een ander ontwikkelingsstadium van dezelfde soort -- een beetje als rupsen en vlinders -- behalve dan dat zij in feite de schitterende vlinders zijn die in de tuin rondfladderen en op onderzoek gaan en dat wij de rupsen zijn die langs ons smal, volgroeid en volwassen pad kruipen.

Als het zo zit, als deze baby's ontworpen zijn om te leren -- en dit evolutieverhaal lijkt te bevestigen dat kinderen er zijn om te leren, dat is de reden van hun bestaan -- dan mogen we verwachten dat ze heel krachtige leermechanismen hebben. Het brein van een baby blijkt inderdaad de krachtigste leercomputer te zijn van heel de planeet. Maar echte computers worden heel wat beter. Er is onlangs een revolutie ontstaan in ons begrip van automatisch leren. Het is allemaal gebaseerd op de ideeën van deze man, de eerwaarde Thomas Bayes, een statisticus en wiskundige uit de 18de eeuw. Bayes reikte in feite een wiskundige manier aan gebaseerd op kanstheorie om te karakteriseren en te beschrijven hoe wetenschappers deze wereld aanpakken. Dit is wat wetenschappers doen: ze vertrekken van een bepaalde hypothese. Ze testen en controleren die aan de hand van bewijzen. Op basis daarvan passen ze hun hypothese aan. Dan testen ze de nieuwe hypothese opnieuw enzovoort, enzovoort. Bayes liet ons een wiskundige manier zien om dit aan te pakken. Die wiskunde ligt aan de basis van de beste automatische leerprogramma's die we nu hebben. Tien jaar geleden ongeveer, poneerde ik dat baby's hetzelfde doen.

Als je dus wil weten wat er aan de gang is onder de oppervlakte van die mooie, bruine ogen, dan denk ik dat het er ongeveer zo uit ziet. Dit is het notitieboek van eerwaarde Bayes. Ik denk dat die baby's ingewikkelde berekeningen aan het maken zijn met conditionele kansen die ze herbekijken om uit te vissen hoe de wereld werkt. Oké, dat mag dan een nog grotere opdracht lijken om te bewijzen want zelfs als je volwassenen vragen stelt over statistiek, dan kijken ze ontzettend dwaas. Hoe kan het dan dat kinderen aan statistiek doen?

Om dit te testen, gebruikten we een machine die we de 'Blicket Detector' genoemd hebben. Dit is een doos die oplicht en muziek speelt als je er bepaalde dingen opzet en bij iets anders niet reageert. Met behulp van deze heel eenvoudige machine hebben mijn lab en andere, tientallen studies gedaan die net aantonen hoe goed baby's zijn in leren over de wereld. Ik zal er maar een vermelden die we deden met Tumar Kushner, een van mijn studenten. Als ik je deze detector liet zien, dan zou je geneigd zijn eerst te denken dat om de detector te activeren je een blok bovenop de detector moet plaatsen. Maar deze detector werkt eigenlijk op een nogal eigenaardige manier. Want als je een blok over de bovenkant van de detector zwaait, iets waar je nooit als eerste zou aan denken, dan zal de detector twee van de drie keren geactiveerd worden. Terwijl, als je het voor de hand liggende doet en het blok op de detector zet, dan zal hij maar twee van de zes keren oplichten. De minst voor de hand liggende hypothese blijkt dus vaker waar. Het lijkt dus alsof zwaaien een efficiëntere strategie is dan de andere strategie. Zo ging het: we gaven dit bewijspatroon aan vierjarigen en we vroegen hun de detector te doen werken. We stelden vast dat de vierjarigen de aanwijzing gebruikten om met het voorwerp te zwaaien boven op de detector.

Twee zaken zijn hierbij echt interessant. De eerste is, opnieuw, denk erom, dat dit vierjarigen zijn. Ze leren nog maar net tellen. Maar onbewust doen ze die vrij ingewikkelde berekeningen die hun een voorwaardelijke kansberekening opleveren. De tweede interessante zaak is dat ze dat bewijsmateriaal gebruiken om zich een idee te vormen, om tot een hypothese over de wereld te komen die aanvankelijk heel onwaarschijnlijk lijkt. In gelijkaardige studies die we net in mijn lab hebben afgerond, hebben we aangetoond dat vierjarigen in feite beter zijn om een onwaarschijnlijke hypothese te ontdekken dan volwassenen die we precies dezelfde taak gaven. In deze situaties gebruiken kinderen dus statistiek om de wereld te ontdekken. Wetenschappers doen ook experimenten en we wilden zien of kinderen experimenten uitvoerden. Als kinderen experimenteren, noemen we het 'alles uitzoeken' of nog 'spelen'.

Er zijn een hoop interessante studies die onlangs aangetoond hebben dat stoeien eigenlijk een soort experimenteel onderzoeksprogramma is. Hier een studie van het lab van Cristine Legare. Cristine gebruikte onze 'Blicket Detectors'. Ze liet kinderen zien dat de gele ze lieten oplichten, maar de rode niet. Dan liet ze hun een uitzondering zien. Wat je zal zien is dat deze kleine jongen vijf hypothesen zal overlopen in twee minuten tijd.

(video) Jongen: En dit dan? Net als de andere kant.

Alison Gopnik: Oké, dus zijn eerste hypothese is net ontkracht.

(Gelach)

Jongen: Deze lichtte op, en die niet.

AG: Oké, hij haalt zijn notitieblok voor experimenten uit.

Jongen: Hoe gaat het licht aan? (Gelach) Ik weet het niet.

AG: Iedere wetenschapper herkent die uitdrukking van wanhoop.

(Gelach)

Jongen: Oh, het is omdat dit zo moet zijn en dit zo moet zijn.

AG: Oké, hypothese twee.

Jongen: Daarom is dat. Oh.

(Gelach)

AG: Dit is zijn volgende idee. Hij vroeg zelf aan de onderzoeker om het bovenop de andere detector te zetten. Het werkt ook niet.

Jongen: Oh, want het licht gaat maar tot hier, niet tot hier. Oh, in de onderkant van deze doos zit elektriciteit, maar hier zit er geen elektriciteit in.

AG: Oké, dat is de vierde hypothese.

Jongen: Het licht gaat aan. Dus als je er vier opzet. Je moet er dus vier op deze zetten om het te laten oplichten en twee op deze om het te doen oplichten.

AG: Oké, daar gaat zijn vijfde hypothese.

Dit is een bijzonder - een bijzonder lieve en taalvaardige kleine jongen, maar wat Cristine ontdekte, is dat dit eigenlijk heel kenmerkend is. Als je kijkt naar de manier waarop kinderen spelen, als je hun vraagt iets uit te leggen, voeren ze in werkelijkheid een serie experimenten uit. Dit is eigenlijk heel kenmerkend voor vierjarigen.

Hoe is het eigenlijk om zo een wezen te zijn? Hoe is het om een van die briljante vlinders te zijn, die vijf hypothesen kunnen testen in twee minuten? Als je dan terugkeert naar die psychologen en filosofen, zeiden velen van hen dat baby's en jonge kinderen nauwelijks bewust waren, als ze het al waren. Volgens mij is net het tegenovergestelde waar. Ik denk dat baby's en kinderen eigenlijk meer bewust zijn dan wij, volwassen. Dit is wat we nu weten over hoe een volwassen bewustzijn werkt: de aandacht en het bewustzijn van volwassenen lijkt op een schijnwerper. Volwassenen beslissen dat iets relevant of belangrijk is en dat we er aandacht aan moeten besteden. Ons bewustzijn van datgene dat onze aandacht trekt, wordt extreem helder en levendig, en al de rest wordt als het ware duister. We weten zelfs iets over de manier waarop de hersenen dit doen.

Als we aan iets aandacht besteden, stuurt de prefrontale cortex, het uitvoerend gedeelte van onze hersenen, een signaal dat een klein gedeelte van ons brein flexibeler maakt, meer plastisch, beter in het leren, en het zet de activiteit af in de rest van onze hersenen. We hebben dus een heel geconcentreerde, op het doel gerichte aandacht. Als we naar baby's en jonge kinderen kijken, zien we iets heel anders. Ik denk dat baby's en jonge kinderen eerder een lantaarn van bewustzijn hebben dan een schijnwerper van bewustzijn. Baby's en jonge kinderen zijn dus heel slecht om zich op één enkel ding te concentreren. Maar ze zijn heel goed om een veelheid aan informatie in zich op te nemen die van veel verschillende bronnen tegelijk op hen afkomt. Als je inderdaad in hun hersenen kijkt, dan zie je een overvloed aan neurotransmitters die echt goed zijn om leren en plasticiteit aan te wakkeren en er is nog geen sprake van delen die onderdrukt worden. Als we zeggen dat baby's en jonge kinderen zich slecht kunnen concentreren, dan bedoelen we eigenlijk dat ze aan alles aandacht geven. Ze kunnen dus niet goed filteren uit al die interessante dingen waaruit ze kunnen leren, om enkel te kijken naar wat belangrijk is. Dat is het soort aandacht, het soort bewustzijn, dat we kunnen verwachten van die vlinders die ontworpen zijn om te leren.

Als we willen denken aan een manier om, als volwassene, een indruk te krijgen van dat soort babybewustzijn, kunnen we het beste denken aan die keren dat we in een nieuwe, totaal onbekende situatie worden gezet, dat we verliefd worden op iemand nieuw, of dat we voor de eerste keer in een nieuwe stad zijn. Dan gaat ons bewustzijn zich niet samentrekken, maar uitbreiden, zodat die drie dagen in Parijs meer gevuld lijken van bewustzijn en ervaringen dan alle maanden thuis dat we een wandelende, babbelende, vergadering-bijwonende zombie waren. Tussen haakjes, die koffie, die heerlijke koffie die je beneden hebt gedronken, bootst eigenlijk het effect na van die neurotransmitters bij baby's. Hoe is het dus om een baby te zijn? Het is als voor het eerst verliefd zijn in Parijs nadat je drie dubbele espresso's hebt gehad. (Gelach) Wat een fantastische manier van leven, maar het neveneffect is, dat je om drie uur 's morgens wenend wakker wordt.

(Gelach)

Het is goed om volwassen te zijn. Ik wil niet te veel zeggen over hoe fantastisch baby's zijn. Het is goed om volwassen te zijn. We kunnen dingen doen zoals onze schoenveters strikken en zelfstandig de straat oversteken. Het is logisch dat we veel moeite doen om baby's te doen denken zoals volwassenen. Maar als we willen zijn zoals die vlinders, open van geest, volop klaar om te leren, vol verbeelding, creativiteit en innovatie, dan zouden we, tenminste af en toe, volwassenen ertoe moeten brengen meer als kinderen te denken."

(Applaus)

 

Bron: TED.com
Reactie plaatsen