De Optimisme-Tendens









Zijn we geboren om optimistisch te zijn, meer dan realistisch? Tali Sharot deelt nieuw onderzoek dat suggereert dat onze hersenen zo ontworpen zijn dat we zaken van de positieve kant bekijken - en hoe dat zowel gevaarlijk als iets positiefs kan zijn.


"Ik ga jullie vertellen over optimisme -- de optimisme-tendens, om precies te zijn. Dat is een cognitieve illusie die we de afgelopen jaren in mijn lab hebben bestudeerd. 80% van ons heeft het.

Het is onze neiging tot overschatting van de waarschijnlijkheid om goede ervaringen te hebben in ons leven en onderschatting van de waarschijnlijkheid slechte ervaringen te hebben. Dus we onderschatten de kans om kanker te krijgen, of een auto-ongeluk. We overschatten onze levensduur en carrièrevooruitzichten. Kortom, we zijn meer optimistisch dan realistisch, maar hebben daar geen idee van.

Neem bijvoorbeeld het huwelijk. In de westerse wereld zijn de scheidingspercentages ongeveer 40%. Dat betekent dat van elke vijf getrouwde stellen er twee hun bezittingen zullen splitsen. Maar als je pasgetrouwden vraagt naar hun eigen kans op scheiding, schatten ze die op 0%. Zelfs scheidingsadvocaten, die beter moesten weten, onderschatten hun kans op scheiding schromelijk. Het blijkt dat optimisten niet minder snel scheiden, maar ze hertrouwen wel eerder. Zoals Samuel Johnson het uitdrukte: "Hertrouwen is de triomf van hoop over ervaring."

(Gelach)

Als we getrouwd zijn, hebben we vaker kinderen. We denken allemaal dat onze kinderen uitzonderlijk getalenteerd zijn. Dit is trouwens mijn tweejarige neefje Guy. Ik wil even heel duidelijk stellen dat hij een erg slecht voorbeeld is van de optimisme-tendens, want hij is werkelijk uniek getalenteerd.

(Gelach)

En ik ben niet alleen. Drie van de vier Britten zeiden optimistisch te zijn over de toekomst van hun eigen gezinnen. Dat is 75%. Maar slechts 30% zei dat ze dachten dat gezinnen over het algemeen het beter doen dan enkele generaties geleden.

Dat is een heel belangrijk punt, want we zijn optimistisch over onszelf, over onze kinderen, over onze gezinnen, maar niet zo optimistisch over de kerel die naast ons zit, en ietwat pessimistisch over het lot van onze medeburgers en het lot van ons land. Maar ons optimisme over onze persoonlijke toekomst wankelt niet. Dat betekent niet dat we denken dat alles op magische wijze goed uitpakt, maar eerder dat wij het unieke vermogen hebben om dat te bewerkstelligen.

Nu ben ik wetenschapper, dus ik experimenteer. Om te tonen wat ik bedoel, zal ik een experiment met jullie doen. Ik ga jullie een lijst met vermogens en eigenschappen geven en ik wil dat jullie van al die vermogens zeggen waar jullie staan ten opzichte van de rest van de bevolking.

De eerste is goed met anderen kunnen omgaan. Wie vindt dat hij in de onderste 25% zit? Oké, dat zijn ongeveer 10 mensen van de 1500. Wie denkt dat hij in de bovenste 25% zit? De meesten van ons hier. Oké, nu hetzelfde voor je rijvaardigheid. Hoe interessant ben je? Hoe aantrekkelijk ben je? Hoe eerlijk ben je? En tot slot, hoe bescheiden ben je?

De meesten van ons plaatsen zichzelf boven het gemiddelde bij de meeste van deze eigenschappen. Dat is statistisch gezien onmogelijk. We kunnen niet allemaal beter zijn dan alle anderen. (Gelach) Maar als we geloven dat we beter zijn dan anderen, betekent dat dat we eerder die promotie zullen krijgen, getrouwd zullen blijven, want we zijn socialer, interessanter.

Het is een mondiaal fenomeen. De optimisme-tendens is waargenomen in veel verschillende landen -- in westerse culturen, niet-westerse culturen, bij vrouwen en mannen, bij kinderen en bij ouderen. Het is behoorlijk wijdverspreid.

Maar de vraag is: is het goed voor ons? Sommigen zeggen van niet. Sommige mensen zeggen dat het geheim van geluk is lage verwachtingen te hebben. Ik denk dat de logica als volgt gaat: als we geen grote dingen verwachten, als we niet verwachten om liefde, gezondheid en succes te vinden zullen we niet teleurgesteld zijn als deze dingen uitblijven. En als we niet teleurgesteld zijn als goede dingen uitblijven, en aangenaam verrast zijn als ze gebeuren, zullen we gelukkig zijn.

Het is dus een prima theorie, maar ze blijkt verkeerd te zijn om drie redenen. Ten eerste: wat er ook gebeurt, of je slaagt of faalt, mensen met hoge verwachtingen voelen zich altijd beter. Want hoe we ons voelen wanneer we gedumpt worden of medewerker van de maand worden, hangt af van onze interpretatie van die gebeurtenis.

De psychologen Margaret Marshall en John Brown bestudeerden studenten met hoge en lage verwachtingen. Ze zagen dat mensen met hoge verwachtingen die slagen, hun succes aan zichzelf toeschrijven. "Ik ben een genie, vandaar die 10 en vandaar dat ik voortdurend tienen zal krijgen. Als ze faalden, was dat niet omdat ze dom waren, maar omdat het examen niet fair was geweest. Volgende keer beter. Mensen met lage verwachtingen doen het tegenovergestelde. Als ze faalden, was dat omdat ze dom waren, en als ze slaagden was dat omdat het examen deze keer erg makkelijk was. De volgende keer zou wel realistischer verlopen. Dus voelden ze zich slechter.

Ten tweede: ongeacht het resultaat maakt anticipatie ons gelukkig. De gedrags-econoom George Lowenstein vroeg studenten van zijn universiteit te denken aan het krijgen van een gepassioneerde kus van een beroemdheid naar wens. Toen vroeg hij: "Hoeveel zou je betalen om de kus van de beroemdheid te krijgen als de kus direct werd gegeven, over drie uur, over 24 uur, over drie dagen, over een jaar, over 10 jaar? Hij merkte dat de studenten het meeste wilden betalen niet als de kus meteen werd gegeven, maar over drie dagen. Ze wilden extra betalen om te wachten. Niet dat ze tien jaar wilden wachten; niemand wil een beroemdheid op leeftijd. Maar drie dagen leek de optimale wachttijd.

Waarom is dat? Als je de kus nu krijgt, is het direct voorbij. Maar als je de kus over drie dagen krijgt, dan heb je drie dagen van opgewonden anticipatie, de sensatie van het wachten. De studenten wilden die tijd om zich voor te stellen waar het zou gebeuren, hoe het zou gebeuren. Anticipatie maakte hen gelukkig.

Dit is overigens waarom mensen vrijdag prefereren boven zondag. Een merkwaardig feit, want vrijdag is een werkdag en zondag is een vrije dag, dus je zou verwachten dat mensen zondag prefereren, maar dat is niet zo. Dat is niet omdat ze zo enorm graag op kantoor zijn en zo'n hekel hebben aan een wandeling in het park of een luie brunch. Dat weten we, omdat als je mensen vraagt naar hun meest favoriete dag van de week... verrassing ... dat is zaterdag, dan komt vrijdag, dan zondag. Mensen prefereren vrijdag omdat vrijdag de anticipatie van het weekend brengt, alle plannen die je hebt. Op zondag is het enige om naar uit te zien de werkweek.

Dus optimisten zijn mensen die meer kussen verwachten in hun toekomst, meer wandelingen in het park. Die anticipatie vergroot hun welbevinden. Zonder de optimisme-tendens zouden we allemaal ietwat depressief zijn. Mensen met een milde depressie zijn niet bevooroordeeld als ze naar de toekomst kijken. Ze zijn eigenlijk realistischer dan gezonde individuen. Maar mensen met zware depressie hebben een pessimisme-tendens. Zij verwachten dat de toekomst slechter is dan ze daadwerkelijk gaat zijn.

Dus optimisme verandert subjectieve werkelijkheid. Onze verwachtingen over de wereld veranderen onze wereldvisie. Maar ze veranderen ook de objectieve werkelijkheid. Het werkt als een voorspelling die zichzelf doet uitkomen. Dat is de derde reden waarom het verlagen van je verwachtingen je niet gelukkig zal maken. Gecontroleerde proeven hebben uitgewezen dat optimisme niet alleen gerelateerd is aan succes, maar dat het ertoe leidt. Optimisme leidt tot succes in de academische wereld, in de sport en in de politiek. Misschien het meest verrassende voordeel van optimisme is gezondheid. Als we verwachten dat de toekomst stralend is, verminderen stress en zorgen.

Kortom, optimisme heeft vele voordelen. Maar de vraag die me echt verwarde, was: hoe blijven we optimistisch in confrontatie met de feiten? Als neurowetenschapper was dit met name verwarrend, want volgens alle gangbare theorieën moet je je verwachtingen bijstellen als ze niet blijken te kloppen. Maar dat is niet wat we zien. We vroegen mensen om naar het lab te komen om te proberen te begrijpen wat er gebeurde.

We vroegen ze om te schatten wat de kans was op het beleven van verschillende vreselijke scenario's. Bijvoorbeeld: wat is de kans dat jij kanker krijgt? Dan vertelden we hen wat de gemiddelde kans was dat iemand als zij deze tegenslagen zouden overkomen. Voor kanker is dat bijvoorbeeld ongeveer 30%. Dan vroegen we ze nogmaals: "Hoeveel kans loop je dat je kanker krijgt?"

Wat we wilden weten, was of mensen hun aannames bijstellen naar aanleiding van de informatie die we ze gaven. En dat deden ze -- maar vooral wanneer die informatie beter was dan hun verwachting. Bijvoorbeeld, als iemand zei: "Mijn kans om kanker te krijgen is ongeveer 50%", en wij zeiden: "Hé, goed nieuws. De gemiddelde kans is ongeveer 30%", dan zeiden zij de volgende keer: "Misschien is mijn kans ongeveer 35%." Dus ze leerden snel en efficiënt. Maar als iemand begon met de stelling: "Mijn gemiddelde kans om kanker te krijgen is ongeveer 10%", en wij zeiden: "Hee, slecht nieuws. De gemiddelde kans is ongeveer 30%," dan zeiden ze de keer daarop: "Ja, ik denk nog steeds dat ik ongeveer 11% kans loop."

(Gelach)

Dus ze leerden wel iets, maar dat was veel minder dan wanneer we ze positieve informatie gaven over de toekomst. Niet dat ze zich onze cijfers niet herinnerden; iedereen herinnert zich dat de gemiddelde kans op kanker ongeveer 30% is en de gemiddelde kans op echtscheiding zo'n 40%. Maar ze dachten niet dat deze getallen verband hielden met hen.

Dat betekent dat waarschuwingstekens als deze wellicht slechts een geringe invloed hebben. Ja, roken is dodelijk, maar vooral voor die andere persoon.

Wat ik wilde weten, was: wat gebeurt er in de menselijke hersenen dat ons belet om deze signalen persoonlijk op te vatten? Tegelijkertijd denken we, wanneer we horen dat de huizenmarkt gaat stijgen, "Oh, mijn huis verdubbelt vast in waarde." Om dat te verklaren, vroeg ik de deelnemers aan het experiment om in een hersenscanner te gaan liggen. Dat ziet er zo uit. Met een methode genaamd 'functionele MRI' konden we hersengebieden identificeren die reageerden op positieve informatie.

Eén van deze gebieden heet de linker inferieure frontale gyrus. Dus als iemand zei: "Mijn kans om kanker te krijgen is 50%", en wij zeiden: "Hé, goed nieuws. De gemiddelde kans is 30%", dan reageerde de linker inferieure frontale gyrus heftig. Het maakte niet uit of je een extreme optimist was, een milde optimist of lichtelijk pessimistisch, de linker inferieure frontale gyrus functioneerde bij iedereen geweldig, of je Barack Obama was of Woody Allen.

Aan de andere kant van de hersenen reageerde de rechter inferieure frontale gyrus op slecht nieuws. Maar nu komt het: deze deed zijn werk niet erg goed. Hoe optimistischer je was, des te minder geneigd was dit gebied om te reageren op onverwachte negatieve informatie. Als je hersenen geen slecht nieuws integreren over de toekomst, zul je voortdurend je roze bril ophouden.

Dus wilden we weten: kunnen we dit veranderen? Kunnen we de optimisme-tendens bij mensen veranderen door de hersenactiviteit in deze gebieden te beïnvloeden? En dat kan inderdaad.

Dit is mijn collega Ryota Kanai. Hij stuurt een klein elektrisch signaal door de schedel van de deelnemer aan onze studie naar de inferieure frontale gyrus. Door dat te doen, beïnvloedt hij de hersenactiviteit in dit gebied gedurende ongeveer een half uur. Geen zorgen, daarna is alles weer normaal.

(Gelach)

Laten we kijken wat er gebeurt. Allereerst ga ik jullie de gemiddelde hoeveelheid beïnvloeding laten zien. Als ik jullie allemaal nu zou testen, zou dit de mate zijn waarin jullie méér van goed nieuws zouden leren dan van slecht nieuws. Nu beïnvloeden we het gebied waarvan we zagen dat het negatieve informatie integreerde en de optimisme-tendens wordt nog sterker. We versterken de geneigdheid in informatieverwerking. Toen beïnvloedden we de hersenregio waarin integratie van goed nieuws plaatsvond, en de optimisme-tendens verdween. We waren echt verbaasd door deze resultaten want we konden een diepgewortelde neiging wegnemen in mensen.

Hier stopten we even en vroegen ons af: zouden we de optimistische illusie aan diggelen willen slaan? Zouden we de optimisme-tendens bij mensen willen wegnemen? Ik vertelde al over alle voordelen van de optimisme-tendens, die waarschijnlijk maken dat je hem nooit kwijt wil. Maar er zijn uiteraard valkuilen. Het zou dom zijn als we die zouden negeren.

Neem bijvoorbeeld deze e-mail, die ik kreeg van een brandweerman hier in Californië. Hij zegt: "Bij onderzoek naar dodelijke ongevallen van brandweermannen hoor je vaak: 'We dachten niet dat het vuur dit zou gaan doen", zelfs als alle informatie voorhanden was om veilige beslissingen te nemen." Deze commandant gaat onze bevindingen over de optimisme-tendens gebruiken om de brandweermannen proberen uit te leggen waarom ze denken zoals ze denken, om ze bewust te maken van deze zeer optimistische neiging in mensen.

Onrealistisch optimisme kan tot gevaarlijk gedrag leiden, tot financiële fiasco's, tot gebrekkige planning. De Britse overheid heeft bijvoorbeeld erkend dat mensen door de optimisme-tendens eerder de kosten en tijdsduur van projecten onderschatten. Dus hebben ze het budget voor de Olympische Spelen aangepast aan de optimisme-tendens.

Een vriend die over enkele weken gaat trouwen, heeft hetzelfde gedaan voor zijn huwelijksbudget. Overigens, toen ik hem vroeg naar zijn eigen kans op een echtscheiding, zei hij vrij zeker te zijn dat die 0% was.

Dus we zouden ons heel graag willen beschermen tegen de gevaren van optimisme, maar tegelijkertijd hoopvol blijven, en profiteren van de vele voordelen van optimisme. Ik geloof dat dat mogelijk is. De sleutel hiertoe is kennis. Goed begrip van onze vooroordelen is niet aangeboren. Dit moet groeien door wetenschappelijk onderzoek. Maar het goede nieuws is, dat bewustwording van de optimisme-tendens de illusie niet wegneemt. Het is als gezichtsbedrog: dat blijft bestaan, zelfs als je begrijpt hoe het werkt. Dit is goed, want het betekent dat we een evenwicht moeten kunnen vinden, om plannen en regels te verzinnen die ons beschermen tegen onrealistisch optimisme, terwijl we tegelijkertijd hoopvol blijven.

Ik denk dat deze cartoon het mooi weergeeft. Want als je een pessimistische pinguïn bent die niet gelooft dat hij kan vliegen, zul je het met zekerheid nooit kunnen. Want iedere soort vooruitgang vereist dat we ons een andere werkelijkheid inbeelden en vervolgens geloven dat die werkelijkheid mogelijk is. Maar als je een extreem optimistische pinguïn bent die blindelings springt en er het beste van hoopt, zou de landing je wel eens tegen kunnen vallen. Maar als je een optimistische pinguïn bent die gelooft dat hij kan vliegen, maar vervolgens een parachute aanbindt voor het geval de dingen anders lopen dan gepland, zul je vliegen als een arend, ook al ben je slechts een pinguïn.

Dank je wel."

(Applaus)

 

Bron: TED.com
Reactie plaatsen